verbluft van al het ineen, het vrije inspreken

was mij tot ik witter ben dan de spatlaag, hoe ik
tegen de muur omhoog lijm onder het lichaam 
ligt iets prils iets wat ik zachtjes open duw

die hoop dat ik uit mezelf kom als een kauwgombal
dat ik mezelf als muntje gooi en blijf rinkelen
of ik ben nog heel maar ik word verkauwd
en soms spatten de glazen en de ramen 
ook niet, onze schermen druk ik samen

ik liet een wereldbol vallen en zij stuiterde
de trap af, twee treden tegelijk, nu ligt zij 
aan je voeten, stil

ik mis mijn handen zelfs als ik ze vast heb