‘Catastrofe, catastrofe.’ Hayo hing over de balustrade en keek toe hoe Daniël Stoff van Longue op de begane grond met veel vertoon naar de roltrap werd verwezen door drie collega’s. Corina had het idee dat haar werknemer een belangrijk literair werk citeerde, maar kon niet op de naam ervan komen (iets van Hugo?). Gelijk had ‘ie wel. Dit was catastrofaal.
Waar de communicatie spaak was gelopen wist ze niet, maar feit was dat Stoff van Longue niet begrepen had dat de signeersessie op de eerste verdieping plaatsvond. Hij had al die tijd staan wachten tussen de thrillers en de graphic novels. Alsof je de koning ontvangt in het tuinhuisje. Stoff moest welhaast onpasselijk zijn geworden van die in voorvocht gedoopte pentekeningen van halfnaakte vrouwen op de stripcovers. Misschien moest Corina maar meteen de knoop doorhakken om de graphic novel-afdeling definitief te sluiten. Als ze eerlijk was, had ze die boekjes altijd al behandeld alsof ze er niet stonden.
Zorg voor later. Terwijl ze naar de roltrap liep probeerde Corina haar sereniteit te herpakken. Ze groef in haar herinneringen naar het spa-bezoek van drie maanden geleden. Toen voelde ze zich als een boeklintje dat na jaren uit de pagina’s werd bevrijd. Alleen al het denken aan het herinneren van de herinnering liet haar hartslag zakken. Net op tijd, want Stoff stond al op de roltrap. Of – stond? Zelfs uit de manier waarop de schrijver gebruik maakte van de geautomatiseerde treden, bleek dat hij een individu was dat zich geen ingesleten patronen liet opleggen. Stoff van Longue liet zich niet naar boven dragen: hij besteeg de trap zelf. Pats, pats, pats klonken zijn schoenzolen op het metaal. In no time stond hij voor Corina, die nog net de gelegenheid had om een foto te maken en speels-intellectueel ‘catastrofe, catastrofe’ te roepen.
Corina schrok van het gelaat van de schrijver. Voor haar stond een figurant uit een reclame van Jean Paul Gaultier. Zo’n matroos die met ontbloot bovenlijf aan een touw naar het kraaiennest klimt. Dit was een man die eigenlijk niets in een boekhandel te zoeken had. Je haalde die types er zo uit: ze stonden wat onwennig voor de kassa omdat hun muizige broertje of zusje een boek cadeau moest hebben. Maar zelf gingen ze liever naar de sportschool of naar een hip festival in het bos waar ze met wildvreemden tongden omdat ze daar nu eenmaal het uiterlijk voor hadden. Corina had ook weleens met een wildvreemde getongd – dat concludeerde ze na haar scheiding.
‘Wat bent u knap!’ was het eerste dat ze zei tegen Stoff, terwijl ze elkaar een amicale knuffel gaven alsof ze de deur al jaren bij elkaar plat liepen. Stoff hield het liever bij een hand, had zijn alter ego verteld in Beleefdheidsongemakken. Maar hij respecteerde alle grenzen, dus ook die van degenen die verder weg lagen. Toch voelde Corina dat het strakke lichaam van de schrijver zich aanspande tijdens hun omhelzing. ‘Knap?’ zei Voss met een stem als een pot honingthee terwijl hij zich snel terugtrok. ‘Ik noem het liever symmetrisch. Zeg maar jij, hoor.’
‘Mooie boekhandel heeft u.’ Stoff liet zijn blik rondgaan zonder te kijken. ‘Ik herken u van dat boekenprogramma op de publieke omroep. U moet Sandrina zijn.’
Ja, dacht Corina. Ja – hij heeft potverdomme gelijk. Mijn ouders hadden me Sandrina moeten noemen.
‘Dat klopt!’ zei ze. ‘Zeg maar jij, hoor. En u – jij moet Daniël Stoff van Longue zijn. Ik herken u – jij van de boeken.’ Ze knipoogde. ‘Mijn diepe, diepe excuses dat jij al die tijd beneden heeft – hebt staan wachten. Ik dacht al: hij zou Utrecht toch wel weten te vinden? Hahaha.’
‘Dan blijk je toch opeens wat aan die vermaledijde geschiedenislessen te hebben. De Unie van Utrecht , herinner je je die? Ik wist dat de stad niet in het zuiden kon liggen.’
‘Dat had ik dus met Stad in de storm van Thea Beckman!’ kirde Corina. ‘Dat speelt zich af hier, in Utrecht, maar dan eerder.’
‘Niet gelezen. Ik ben nooit een groot fan van geschiedvervalsing geweest. Maar laten we alsjeblieft naar de signeertafel gaan. Ik zou vanavond graag verder werken aan mijn nieuwe roman.’
Als een volleerd gastvrouw en bodyguard ineen leidde Corina Stoff van Longue naar de signeertafel. Hij ging ervoor staan. Er klonk applaus. Eén man legde zijn boek op de grond en floot op zijn vingers. Stoff van Longue stak zijn hand op alsof hij een doelpunt had gemaakt tegen zijn oude club. ‘Genoeg, genoeg,’ zei hij zachtjes. Meteen viel het stil. ‘Ik ben ook maar een man met een God gegeven talent. Daar is geen kunst aan. De kunst, dat is de bakker, de mecanicien. Die hebben het zichzelf aangeleerd. Ik heb het er alleen maar uitgehaald.’
Hij keek iedereen aan, één voor één. ‘Dat gezegd hebbende. Ik ben hier slechts te gast in deze schitterende boekhandel. Ik geef graag het woord aan de eigenaresse. Een uithangbord van literair Utrecht mag ik wel zeggen. Sandrina, ready voor take-off?’
Licht blozend zette Corina aan stap naar voren. ‘Dank je wel.’ Zo ongemerkt mogelijk richtte ze zich tot Hayo. ‘Hayo, je hoorde hem toch, ga wat te drinken halen – was het thee of koffie?’ vroeg ze aan de schrijver. ‘Water graag,’ zei hij. ‘Koud welteverstaan.’
Met een glimmend hoofd liep Hayo naar de bar. Op de eerste verdieping had De/Het Omslag een heuse koffiecorner , met uitzicht op de Oudegracht. Een stuk of acht tafeltjes stonden er, vrijwel altijd bezet. Corina had haar winkel eigenlijk de Boekenbar willen noemen, maar daar was een gewiekste jongeman met een koelkast achter zijn toonbank al mee vandoor gegaan.
Intussen stelde Corina de schrijver voor aan het publiek, wat erop neer kwam dat ze zei dat ze hem niet hoefde voor te stellen; iedereen kende hem toch van zijn bescheiden maar zeer succesvolle oeuvre. Ze somde al zijn prijzen op, vernoemd naar personen waarvan niemand nog wist dat het schrijvers of personages waren. ‘Maar we zijn hier natuurlijk allemaal voor zijn laatste werk,’ zei Corina. ‘En dit is heel persoonlijk hoor, maar als je het mij vraagt is het ook z’n beste werk. Ik zou het zeker kopen als ik u was, mocht u het nog niet hebben. Of een tweede aanschaffen, voor op de salontafel – heeft u daar al aan gedacht? U zult straks alle gelegenheid krijgen uw exemplaren door Daniël te laten signeren.’
Stoff van Longue glimlachte welwillend.
‘Maar voordat je gaat zitten,’ zei Corina, ‘zou ik je willen vragen een stukje uit het boek voor te lezen. Zou je dat willen doen?’
‘Paginanummer?’ vroeg de schrijver.
Corina pakte een exemplaar van tafel waaruit een roze plakkertje stak. Ze vouwde het boek open, het plakkertje viel eruit. ‘Catastrophe, catastrophe,’ zei Stoff glimlachend terwijl hij het dwarrelende papiertje nakeek. Hij nam het boek van haar over en schraapte zijn keel. Over zijn gezicht viel een waas van ernst.