Week 42

Vrijdag

Toen ze de deur van het restaurant opende viel alles weg – de muziek, de kleuren. Ik denk dat ze alles opeiste, dat alles in haar zat. Ik denk dat dit een meisje is dat neuriënd wakker wordt in de morgen. Nog voor ze haar sneakers aan de deurmat had afgeveegd, maakten we oogcontact. We lachten bevestigend (jij moet X zijn) terwijl we elkaar nog nooit hadden gezien. Haar tanden zaten als feilloos gemanicuurde nagels in haar mond. Ik had het voorrecht haar tong te zien.

Ik stond op en omhelsde haar, van het gebruikelijke ongemak tijdens eerste afspraakjes was niets te merken. Alsof het naar buiten was geglipt toen ze de deur opentrok. Ik dacht meteen in die bewoording, het eerste afspraakje. Een vervolg was evident. Ze vertelde haar naam, die ik vergeten ben. Het was een naam die fladderde, danste als haar krullen. Haar naam had de vorm van een vlinder. Ze rook naar de beste parfum die nog moest worden uitgevonden. Ik begreep niet waarom ze huilde.

We leerden elkaar kennen via een datingapp. We hebben beiden geen profielfoto. Dat trok me aan in haar: het uiterlijk als niet-elementair onderdeel van jezelf zien. Ik had verwacht dat ze onknap was, niet symmetrisch.

– Sorry. Ik wil niet over haar uiterlijk beginnen, maar haar uiterlijk begint er zelf mee. Dat snap je als je haar ziet.

Ze ging zitten. Ik vroeg waarom ze huilde en ze zei: waarom huil jij niet?

Ik brak.

In plaats van een voorgerecht hebben we verdriet genomen, bij de hand, we concludeerden dat verdriet er mocht zijn en toen ging het weg.

Het hoofdgerecht was heerlijk, al weet ik niet precies wat de ingrediënten waren. Ik dacht: ik neem wat zij neemt, want dan smaakt het naar haar.

We bleken allebei een gelukkige jeugd te hebben gehad, met een vader die zijn handjes thuishield en een moeder die op vrijdag uitging met haar vriendinnen. Zoiets smeedt een band. Het is onzin dat alleen ontberingen daarvoor kunnen zorgen. Zet een stel feuten een avond in een jacuzzi en het zijn net zulke goede vrienden als wanneer je ze door een modderpoel laat kruipen. Het zijn juist de ouderejaars die baat hebben bij de tirannie. De hardnekkigste misverstanden worden door de profiteurs in stand gehouden, dat wordt te vaak vergeten.

Dat heb ik haar allemaal niet uitgelegd. Onze gesprekken waren voor de buitenstaander oppervlakkig, omdat de buitenstaander onze diepere connectie niet kon voelen. Waarom praten als je voelen kan? Taal is een middel, altijd een middel, om een gebrek aan intrinsiek begrip te compenseren. Mijn ideale lezer legt het boek weg na het lezen van de titel.

Tussen ons viel er niets te compenseren. Als zij lachte, dan lachte ik ook. Alsof iemand met naald en draad langs onze lippen was gegaan en af en toe aan het touwtje trok. We waren marionetten van de liefde. Het hoofdgerecht kostte ons uren, we konden geen mes gebruiken omdat we elkaars hand vasthielden op het tafelblad. Ze droeg twee ringen bovenop elkaar. Misschien huilde ze daarom, misschien was de dood haar mecenas.

Ze stond erop de rekening te splitten. Ze zei: dit was ons diner.

Ik bracht haar lopend naar huis. Ik heb geen idee of het koud was buiten. Alles wat niet met haar te maken had, nam ik niet waar. Ik weet niet wie ons bediend heeft, ik weet niet of de kraan in de toiletten een draaiknop had. Ik had mijn fiets bij me, maar zei: je kan niet achterop, zo komen je voeten tussen de spaken. Ze zei: goed idee, ik ben een fladderaar, ik zwaai met mijn benen. Ze zei: alles wat ik gebruik, breekt.

Mijn fiets zette ik tegen de lantaarnpaal voor het huis. Ik liep het tuinpad op. Ze stond al bij de voordeur. Ze wees naar een niet-verlichte kamer op de bovenverdieping van de tussenwoning en zei: daar woon ik. Ik geloofde haar niet en zei dat zulke bijzondere meisjes niet op zolderkamers wonen. Ze lachte. Ze kreeg de huissleutel niet in het slot van de voordeur gestoken. Ze vroeg om hulp. Terwijl ik de sleutel van haar overnam drukte ze me tegen de voordeur aan. Ze begon me te kussen en ik kuste terug. Ik kuste terug alsof er een sticker op de bovenkant van haar onderlip zat, die ik er niet afkreeg. Ergens in dat niets pakte ze de sleutel uit mijn hand en stak hem in het slot. Ze duwde me de gang in, tegen de muur. Ze tastte overal, ze was een beveiliger die niet kon vinden waarvoor ze me fouilleerde.

Ik duwde haar voorzichtig van me af, probeerde haar armen weer om mijn nek te krijgen, het stickerbijten te hervatten. Maar ze wilde niet. Ze ging steeds lager met haar handen, duwde haar onderbuik tegen me aan, ze reduceerde me tot gereedschap.

‘Genoeg,’ zei ik, terwijl ik haar door haar jasstof heen bij haar polsen greep. Ik omhelsde haar snel om te laten zien dat ik niet boos was. Ik wreef over haar rug. Dat is je lot wanneer je in mijn situatie zit. Je bent altijd bezig de ander gerust te stellen dat de fout bij jou ligt. ‘Sorry,’ zei ik. ‘Sorry. Ik vind je zo leuk maar ik wil niet met je naar bed.’ Ze zette zich van me af. ‘Wat is dit?’ zei ze. Ze hijgde. Ik kon niet anders dan zeggen dat ik van haar hield, maar dat ik geen seks wilde.

Er is een hardnekkig misverstand. Acceptatie is géén proces. Je ziet meteen of ze er is. Bij haar was ze er niet. ‘Ga weg,’ zei ze in tranen, terwijl ze de trap op sprong. ‘Ga weg, klootzak!’ Nog voor ik in beweging kon komen, hoorde ik haar kamerdeur dichtslaan. Ik liet me tegen de muur naar beneden zakken, sloot mijn ogen voor een paar seconden. Daarna stond ik op, ik kon hier niet meer zijn. Ik trok de voordeur open terwijl er snot uit mijn neusgaten liep als water langs een paraplu. Ik sloot de deur zachtjes, liep het tuinpad af en keek naar boven, naar haar kamer. De gordijnen waren gesloten.

Eenmaal thuis bleek ik mijn fiets te zijn vergeten.

Het is half twaalf in de avond. Ik hoor alleen het tikken van mijn toetsenbord. Ik voel nog haar energie, ik ben nog steeds met haar samen. Ik heb altijd geloofd dat perfectie een fata morgana was, hoe dichter je erbij kwam, hoe verder weg ze kwam te liggen. Nu zag ik het eindpunt. Met haar.

Maar de nacht is nog niet aangebroken en het is over. Ik heb haar gekwetst om wie ik ben. Het kwam niet in haar op dat een man zonder zin in seks toch van haar kon houden. Zo gaat het altijd. Zo zijn er al zoveel relaties gestrand, voordat de trossen überhaupt zijn losgeknoopt. Dit is mijn geschiedenis. De geschiedenis van mijn aseksualiteit.