Zeven verhalen door zeven schrijvers over één festival

27

De kudde

Sonja Buljevac
© Ola Enzler

Ze had alweer terug kunnen zijn. De cijfers van Max’ telefoonscherm branden nog op zijn netvlies als hij zijn ogen weer sluit. 00:37, een dik halfuur nadat de laatste headliner is gestopt. Het campingterrein is twintig minuten lopen, misschien vijfentwintig als je je door de plakkerige mensenmassa heen moet wurmen, en hun tent staat helemaal achteraan, maar toch.

Ze had alweer terug kunnen zijn. Maar misschien deed de band nog een laatste toegift, dat zou Nienke niet willen missen, die blijft altijd tot het einde. Of ze zijn ergens onderweg gestopt om wat te eten te halen, dat kan ook nog. Zoiets moet het zijn.

Max draait zich op zijn zij en tast het tentzeil naast zijn luchtbed af, op zoek naar zijn telefoon. Er is precies een minuut verstreken sinds hij er voor het laatst op heeft gekeken. Geen berichten, ook niet van de rest, maar de kans dat er één iemand in zijn vriendengroep nog een mobiel bij zich heeft die niet zonder batterijen zit, is klein.

Toch maar een appje sturen.

Max opent zijn whatsappgesprek met Nienke. ‘Waar blijf je?’ typt hij, voor hij zich bedenkt dat ze ongetwijfeld nog boos op hem is. Zelfs als hij haar kan bereiken, vertikt ze het waarschijnlijk om te reageren. Hij verwijdert de tekst en appt in plaats daarvan Pauline. ‘Hee, zijn jullie al bijna terug?’ stuurt hij, maar het tweede vinkje blijft uit.

Buiten de tent hoort Max de eerste dronken festivalgangers alweer het kampeerterrein opkomen. Hun voetstappen en half gedempte gesprekken vormen een regelmatig gemurmel en bijna sust het hem in slaap, maar elke keer dat iemand schel lacht of met de punt van een schoen losliggend grind tegen zijn tentdoek doet opstuiven, schrikt hij weer wakker. Hij probeert in het geroezemoes de bekende stemmen van zijn vrienden te herkennen en wacht op het geluid van opengaande ritsen om hem heen, tot uiteindelijk ook Nienke hun tent weer in kruipt en naast hem op het luchtbed ploft.

Niemand stopt bij hun kampeerplaats.

Ergens is dat misschien wel een goed teken. Zolang de rest niet terug is, betekent dat waarschijnlijk dat Nienke nog bij hen is. Met z’n zessen zijn ze – Nienke, drie van haar vriendinnen, zijn beste vriend Rens en hijzelf. ‘Samen uit, samen thuis,’ spraken ze af toen ze die middag de eerste blikken bier openden, de tentdoeken nog plat en slapjes als aangespoelde kwallen om hen heen verspreid, en meteen die eerste avond heeft Max de regel al gebroken.

Maar de anderen vast niet. Ze blijven de hele avond samen, en mochten ze elkaar toch kwijtraken, dan wachten ze op elkaar bij de paarse draak zodat ze met de hele club het terrein af kunnen. Dat was de afspraak. Daarom had Max zichzelf overtuigd dat hij zich niet al te schuldig hoefde te voelen over het feit dat hij in zijn eentje was weggestormd. Hij dacht dat de rest bij haar zou blijven, dat hadden ze beloofd.

Het is nu één uur.

Weer voetstappen vlak langs zijn tent, deze keer afkomstig van een koor giechelende, hikkende meiden. Max verwacht dat de geluiden weer langzaam verstommen nadat ze hem passeren, maar ze worden luider, tot hij vlak voor zijn tent duidelijk Pauline hoort praten.

Max schiet overeind en kruipt naar de ingang. Pas wanneer hij die openritst en een milde windvlaag naar binnen wappert, merkt hij hoe benauwd de ruimte is waarin hij de afgelopen uren heeft liggen woelen. Zijn blote rug plakt van het zweet.

‘Nienke?’

Hij knijpt zijn ogen samen, probeert zijn vriendin te onderscheiden in de wirwar van meisjesschimmen.

‘Nien, waar ben je?’

‘Nienke is er niet.’ Eén van de meiden loopt naar hem toe en hurkt voor de ingang van zijn tent. Het is Pauline. Ze moet twee handen op de grond planten om haar evenwicht te bewaren en haar adem ruikt zuur.

‘Is ze niet met jullie meegekomen?’

‘Je was een lul vandaag, Max. Echt een lul.’ Ze komt amper uit haar woorden, als ze hem uitscheldt klinkt het alsof ze ‘wuw’ zegt.

‘Daar gaat het nu niet om, waar is Nienke?’

‘Je had niet zo boos op haar moeten worden. Ze deed helemaal niks verkeerd.’

Max zucht. ‘Oké. Als jij het zegt. Weet je nou waar ze is?’

Pauline hikt, wiebelt op haar hurken en voorkomt een dreigende valpartij door op haar billen te gaan zitten in het gras. De andere twee meiden zijn gierend van het lachen hun tent ingedoken; hun blote benen steken in gekke hoeken uit de tentopening, als barbiepoppen die door een verveeld kind opzij zijn gegooid en vergeten.

‘Hé, Pauline? Waar is Nienke? Waarom is ze niet met jullie mee teruggegaan?’

‘Ik moet water.’

Max vloekt, grist een lauwwarm flesje Spa uit zijn tent en gooit die richting Pauline. Ze doet geen poging hem te vangen; hij stoot tegen haar bovenarm en belandt in haar schoot.

‘Au.’

‘Geef antwoord, Pauline, wat hebben jullie godverdomme met Nienke gedaan?’

Pauline drinkt uit het flesje, water stroomt via haar mondhoeken naar haar hals in twee symmetrische stroompjes.

‘Afterparty. Ze ging naar een afterparty.’

‘Afterparty? Waar?’

‘Weet niet. De camping of – of en kroeg of zo. Ergens.’ Pauline likt over haar lippen en laat zich dan achterover vallen in het gras. Max ziet het voor zich: Nienke die in haar eentje in het donker naar een afterparty strompelt – net zo dronken als Pauline, misschien nog wel erger.

‘Is ze alleen?’

‘Hm?’

‘Nienke, is Nienke alleen?’

Er komt geen antwoord. Max schudt aan Paulines voet, maar vanuit de duisternis klinkt alleen zacht gesnurk. Even overweegt hij om haar naar de meidentent te slepen, maar een korte poging om haar onder de oksels te pakken verraadt onmiddellijk dat dat een zware klus wordt, dus besluit hij haar te laten liggen. Hij stapt over Pauline heen en kruipt zijn tent in.

Weer liggend op zijn luchtbed staart Max voor zich uit. Typisch is het wel dat Nienke zich laat verleiden tot nog een feestje. Zo is ze nu eenmaal, nooit weten wanneer het tijd is om naar huis te gaan, altijd als allerlaatste nog op de dansvloer of aan de bar. Aan het begin van hun relatie noemde hij haar gekscherend ‘rupsje-nooit-genoeg’. Toen vond hij dat nog haar mooiste eigenschap, een karaktertrek waar hij over op kon scheppen bij zijn maten, die halverwege iedere stapavond door hun eigen vriendinnetjes naar huis werden gesleept omdat de meiden te moe of te dronken waren. Vergeleken met hun was Nienke een onweerstaanbare wervelwind waar Max zich maar al te graag door liet meevoeren.

Tenminste, toen nog wel. Inmiddels zijn ze twee jaar verder en begint die onbezonnenheid hem steeds vaker te ergeren. Zelfs nu ze allebei aan het werk zijn gaat ze nog regelmatig een avond uit met haar vriendinnen. Niet dat hij daar per se iets tegen heeft, maar de filmpjes die Nienke hem de volgende ochtend laat zien maken dat hij nog net niet haar telefoon uit haar hand wil slaan. Nienke die zonder handen een shot neemt, Nienke dansend op een tafel, Nienke met hangende ogen en een druipende Turkse pizza in haar hand in een snackbar. En ze lacht erom, alsof ze zelf niet doorheeft hoe gênant het is.

Daarom heeft hij eerder die avond, toen een zwalkende Nienke naar de wc moest en hem vroeg haar spullen even bij te houden, alle muntjes uit haar tasje gevist en ze in zijn eigen broekzak verstopt. Gewoon om te voorkomen dat ze zichzelf – en hem – te erg voor schut zou zetten.

Max heeft de flap van zijn tent een beetje opengehouden, hopend dat hij in slaap valt als de ruimte wat afkoelt, maar Paulines gesnurk houdt hem wakker. Waar zou Nienke nu zijn? Hij weet dat er op verschillende campings in de buurt afterparty’s worden gehouden, maar heeft geen idee waar ze precies heen is gegaan of hoe ze de weg terug gaat vinden. als hij zijn ogen sluit ziet hij haar voor zich, dronken en alleen, als een gewonde gazelle die achter de kudde aanhinkt. Een makkelijkere prooi bestaat er niet. Waarom begrijpt ze niet dat hij haar alleen maar probeert te beschermen? Het is zo gebeurd: een hand over een beker die iets in Nienkes drankje gooit, een onbekende man die haar een busje insleurt, niemand die het ziet.

Of wel? Max bedenkt zich dat alleen de meiden zijn teruggekomen. De tent van Rens is vlak naast de zijne, maar hij heeft hem niet gehoord. Misschien zijn ze samen naar de afterparty gegaan. Misschien zijn vreemden die vanuit bosjes naar zijn vriendin loeren wel het laatste waar hij zich druk om moet maken als ze met Rens…

Nee, doe normaal, zo moet hij niet denken. Rens en hij zijn al beste vrienden sinds de kleuterklas, hij zou Max nooit op die manier verraden. Zelfs niet als Nienke het zou initiëren. Toen ze Nienke voor het eerst tegenkwamen tijdens het uitgaan probeerde vond Rens haar niet eens zo knap. Nou ja, ‘knap maar niet mijn type’, had hij gezegd nadat ze die avond met Max mee naar huis was gegaan. Dus waarom zou hij nu iets met haar proberen? Nee, als ze samen zijn, is dat zodat Rens een oogje in het zeil kan houden. Hij weet hoe vervelend Max het vindt als ze zo van het padje raakt.

De gedachte dat er een jongen bij Nienke is stelt Max enigszins gerust. Ze is in elk geval niet helemaal alleen. Toen hij het na een halfuur ruziën beu was geweest en haar betraande, rood aangelopen gezicht de rug toekeerde, was de angst om haar alleen te laten de enige reden dat hij zich bijna weer omdraaide. Bijna.

Eenmaal bij de tent was hij wat gekalmeerd en schaamde zich voor de scène die ze hadden veroorzaakt. Nienke was woest toen ze erachter kwam dat hij haar muntjes had gepakt. ‘Gestolen’, zo noemde ze het. Max hield vol dat hij ze alleen maar even in bewaring had genomen tot ze wat nuchterder werd, dat hij altijd van plan was geweest ze terug te geven, maar daar werd ze nog kwader van. Ze noemde hem een manipulatieve controlfreak en schreeuwde dat hij niks te zeggen had over waaraan en wanneer ze haar geld uitgaf. Wat Max daarop geantwoord had, wist hij niet goed meer – alleen dat de spetters speeksel uit zijn mond vlogen terwijl hij haar verwijten weerlegde. Misschien had hij niet zo moeten schreeuwen. Maar Nienke weigerde te begrijpen dat het hem om één ding ging: haar veiligheid.

Hij moet toch even zijn ingedommeld, want de volgende keer dat Max op zijn mobiel kijkt, is het kwart over drie. Het is niet meteen duidelijk wat hem gewekt heeft. Overal is het muisstil, de laatste festivalgangers lijken uitgefeest te zijn, het enige geluid komt van de tentflap die zachtjes flappert in een bries. Zelfs het gesnurk van Pauline is opgehouden.

Dan hoort hij het – gelach. Gedempt, alsof de lach met een vlakke hand gesmoord wordt.

‘Nien?’

Stilte. Even denkt Max dat hij het zich verbeeld heeft. Paniek begint hem te bekruipen nu het tot hem doordringt dat Nienke er nog steeds niet is. Dan klinkt er overduidelijk geritsel uit de tent naast hem.

‘Rens? Ben jij dat?’

‘Ja man,’ klinkt er na twee seconden uit de duisternis. Rens’ stem is schor, hij schraapt zijn keel. ‘Ik ben het maar. Ga pitten, Max.’

‘Is Nienke bij jou?’

‘Nienke? Hoezo?’

‘Ik dacht – ging jij niet ook naar de afterparty?’ Max slikt. Wat als hij zich toch vergist heeft en Nienke nu…

‘Oh. Ja. Ja, klopt. Nienke is nog even plassen.’

‘Op de camping?’

‘Ja, op de camping.’

‘Gelukkig. Ik was bang dat haar iets overkomen was.’ Met de zekerheid dat Nienke ergens over het campingterrein ronddwaalt, verdwijnt de spanning uit Max’ lichaam en wordt hij overvallen door schaamte. Terwijl hij zich zo druk maakte was Nienke zorgeloos aan het feesten. Geen drankjes vol drugs en mannen in bosjes, gewoon zijn vriendin die alleen maar aan zichzelf dacht.

‘Max, ga je slapen?’ fluistert Rens in het donker.

‘Straks.’ Max zucht. ‘Thanks dat je op Nienke gelet hebt, man. Hoop dat ze niet te lastig was.’

‘Nee hoor. Niet lastig.’

De stilte keert terug, maar voelt nu minder onheilspellend. Max doet zijn best om wakker te blijven tot Nienke weer naast hem kruipt. De gêne heeft plaatsgemaakt voor boosheid en hij wil dat ze weet dat hij hier al uren heeft liggen woelen uit bezorgdheid. Maar het is laat, de wegebbende spanning maakt hem moe en nog voor hij zich kan afvragen waar Rens midden in de nacht om moest lachen, valt hij in slaap.

De brandende zon geeft het licht in de tent een heldergroene kleur, waardoor het voelt alsof Max ontwaakt in een aquarium. De rest is al wakker, hij hoort ze op luide toon met elkaar praten, bijna alsof ze roepen, maar hij is nog te slaperig om te verstaan wat ze zeggen. Hij draait zijn bonkende hoofd – blijkbaar heeft hij de vorige avond meer gedronken dan hij zelf doorhad. Naast hem op het luchtbed ligt Nienke, een pluk haar klevend aan haar mondhoek, korrels mascara onder haar ogen. Max is zo opgelucht haar te zien dat hij haast vergeet dat ze gisteren nog ruzie hadden. Het kost hem moeite zichzelf te herinneren aan zijn voornemen om vandaag koeltjes tegen haar te doen.

Nienke fronst in haar slaap, het geroezemoes rond de tent maakt haar wakker. Ook Max wordt zich nu bewuster van het geschreeuw: het klinkt nog altijd luid, maar ook verder van hem verwijderd, alsof de anderen weglopen van hun kampeerplek. Het geroep heeft een andere toon gekregen, die hij moeilijk kan plaatsen. Het is te luid, te dringend voor de opgewekte feeststemming die hij verwacht.

Iemand ritst de flap van de tent met veel lawaai open. Nienke schrikt en schiet overeind. Ook Max draait zich om naar de ingang. Rens zit geknield voor de tentopening. Zijn ogen wijd opengesperd in zijn bleke gezicht.

‘Rens, what the –’

‘Jongens, Pauline is weg.’