Edward herleest met Vuurlanders tien boeken van zijn vergeten lievelingsschrijver

310

EEN GOUDEN BEKER

Edward van de Vendel

Vroeg in januari van het jaar 1996 las ik mijn eerste boek van de nu bijna vergeten schrijver Alfred Kossmann. Aan het eind van datzelfde jaar las ik het laatste. In de tussentijd was ik verslingerd geraakt.
Ik schreef hem in 1997 een bewonderende brief, die hij beantwoordde met een gracieus bericht, met daarin onder andere de zin: ‘Ik hoop ooit ook uw werk te lezen en mooi te vinden’.
In 1998 overleed hij.

Nu wil ik, samen met tien Vuurlandschrijvers die elk voor het eerst een Kossmanntitel tot zich nemen, onderzoeken waaróm ik zo vrolijk geobsedeerd raakte door zijn werk. Gevaarlijk wel: kunnen zijn controversiële boeken nog in deze tijd? Zijn het niet vooral oude mannen-verhalen? Of is zijn speelsheid nog altijd speels?

Vandaag: Een gouden beker (1982), een novelle over een jong gestorven onderwijzer die vlak na zijn dood en vlak voor zijn echte dood zijn in een soort tussenfase een gouden beker leeg moet drinken, die hij van zijn begeleider krijgt. Maar eerst ontstaat er een wonderlijk kronkelend gesprek waarin de man steeds maar weer andere, al dan niet verzonnen, verhalen uit zijn leven vertelt – en zo het drinken uit de beker uitstelt.    

Mike van Holsteijn las het boek met me mee, en we schreven er elkaar een mail over:

Ha Edward,

Deze week las ik Kossmanns Een gouden beker. Ik kan me nog herinneren dat de flaptekst van het boek me aansprak toen ik het uit je kast haalde, maar ik ben inmiddels compleet vergeten waarom precies. Aangezien mijn eigen editie geen flaptekst had ging ik vrij blind het boek in, maar ik werd aangenaam verrast. De hele roman bestaat uit een dialoog tussen een stervende/gestorven man en zijn begeleider naar het hiernamaals, en er was voor mij geen enkel moment waarop de dialoog plat viel of saai werd. De dynamiek tussen de twee personages vond ik heerlijk verfrissend: de begeleider die gewoon zijn taak uitvoert als Magere Hein en de stervende man die al dan niet bewust zo lang mogelijk zijn sterven uit probeert te stellen door constant nieuwe levensgeschiedenissen aan zijn begeleider voor te schotelen. Ze praten constant langs elkaar heen, wat op mij een heel lachwekkend effect had.

Eén dingetje dat nog een beetje aan me blijft knagen – en waarvan ik heel benieuwd ben hoe jij ernaar kijkt – is de titel van het boek. Het hoofdpersonage drinkt driemaal uit de gouden beker, waarna hij dingen vergeet en zich nieuwe levens herinnert en stukje bij beetje dichter bij zijn dood komt en ja, deze gouden beker speelt een belangrijke rol in het verhaal, maar ik snap nog niet helemaal waarom Kossmann heeft gekozen voor het onbepaalde lidwoord ‘een’ in plaats van het bepaalde lidwoord ‘de’. Het lijkt onlogisch – omdat het in het boek gaat om één specifieke beker waaruit gedronken wordt – en daarom een bewuste keuze. Zegt dat onbepaalde lidwoord iets over het universele van het sterven? Dat het niet uitmaakt wie het hoofdpersonage is of was of uit welke beker hij drinkt? Ik ben heel benieuwd wat jij hierover denkt.

In een recensie uit 1982 las ik dat de recensent het een irritant boek vond, omdat je in feite niets te weten komt over het personage. Ik had die ervaring totaal niet. Voor mij gaat het boek niet per se om wie de stervende persoon nou precies is, maar om het sterven zelf. We gaan allemaal dood en proberen dat allemaal zo lang mogelijk uit te stellen. En ik denk dat iedereen wel eens – ook aan het eind van zijn leven – iemand anders had willen zijn.

Ik kijk uit naar jouw ervaring!

Groetjes,

Mike

Dag Mike,

Een gouden beker is een prachtig uitgegeven novelle. De letters staan in gouddruk op het dunne blauwe boek en als je het onder een bepaalde hoek op je ontbijttafel in het licht legt, dan spat de zonneschijn ervan af – maar wat ik van mijn Kossmann-leesfurie van 1996 nog weet is dat ik dit dunne boekje doornam in plaats van beleefde, dat het niet bij mijn favorieten hoorde, dat ik het meer een gedachte-oefening vond en ja, interessant, en ja, sterke stijl, maar ook een beetje zwoegen.

Hoe verliep mijn leeservaring nu? Eh… ik nam het door in plaats van dat ik het beleefde, het hoort niet bij mijn favorieten, het lijkt me meer een gedachte-oefening en ja, interessant, en ja, sterke stijl, maar ook een beetje zwoegen. Dus hoe blij ben ik dat het jou, Mike, behoorlijk beviel.

Sterker dan dat: hoe meer ik nadacht over dat verschil in onze waardering, hoe meer ik je fascinatie begon te begrijpen. Want er is echt wel wat meer te zeggen over dit boek. Ten eerste is het interessant om dit na Laatst ging ik spelevaren te lezen, Kossmanns verslag van zijn auto-ongeluk en vooral van zijn periode van ‘dood-zijn’ erna. De man uit dit verhaal arriveert in het pre-hiernamaals ook met verbrijzelde benen, net als de auteur tien jaar eerder zelf en Een gouden beker lijkt soms rechtstreeks uit zijn bijna fatale ziekenhuisdromen te komen. Kossmann verkeerde in zijn leven en schrijven in een nauwere verhouding tot het einde dan anderen, en dat maakt het boek al minder tot een alleen maar filosofisch geïnspireerde vertelling.

Een gouden beker is zo gezien vooral een onderzoek naar wat sterven is (ik denk inderdaad dat het daarom in de titel ‘Een’ is en niet ‘De’). De man die steeds maar aarzelt om verder te drinken, probeert allerlei verhalen uit, levensverhalen, van mensen die hij óók geweest kan zijn. Is dat wat er gebeurt als we bijna overgaan? Dat we een tijdje op zoek zijn naar wat werkelijk de vertelling van ons leven was? En dat dat diffuus mag zijn, omdat de biografische waarheid er niet meer echt toe doet? Volgens Kossmann bestaan dood én dood geweest zijn tegelijkertijd, en zorgt dat drinken uit die gouden beker voor een bepaald gelukzalige overgang. Ergens vind ik (altijd bang dat mijn christelijke opvoeding vlak voor mijn sterven opeens weer de overhand zal nemen en dat ik mijn zonden optel en verdoemd zal lijken) dat best troostrijk.

Ook viel me weer de enorme lenigheid van Kossmanns geest op. De man uit het boek is dan weer een pochende machthebber geweest, dan weer een vrouw die kaal geschoren wordt na de oorlog, en dan toch weer de jonge onderwijzer die trouwt met de vrouw, omdat ze de zus is van de jongen op wie hij eigenlijk verliefd is. Een gouden beker bevat maar 88 pagina’s, maar je kunt het niet in een snelle treinreis tot je nemen, je moet meerdere keren uitstappen en even op een perronbankje gaan zitten.

Ja, nu ik dit schrijf denk ik: Een gouden beker is wel meer dan alleen een gedachte-oefening. En misschien volgt het beleven van dit boek (zoals het dood-zijn na de dood) vooral na het lezen. En Een gouden beker mag dan een beetje zwoegen zijn, maar dan alleen maar een beetje en in elk geval préttig zwoegen. En ook is deze titel misschien toch wel een van mijn Kossmannfavorieten? Mocht dat laatste uiteindelijk zo zijn, Mike, dan komt het met name ook door jouw leesbelevening.

Dank je wel dus,

en groet,

Edward

Besproken boeken

Alfred Kossmann: Een gouden beker

Een gouden beker

Alfred Kossmann