vanuit de avondkou stappen we de hitte in, bonkende muziek, een stroom van lichamen die tegen en langs elkaar bewegen, danspassen wazig in het flitsende halfdonker
gezichten voor minder dan een tel zichtbaar, mijn panorama een reeks van vreemdelingen en bekenden met ogen achter een wimpergordijn verborgen
het handen vasthouden en je door de menigte banen, zweet tussen onze handpalmen, we zijn een ketting zonder gebroken schakels
schreeuwend bestellen, de geur van bier, plakkerige schoenzolen, het bier dat ik drink en het bier dat op mij gemorst wordt
de veiligheid van herkend worden, de veiligheid van niet herkend worden
het afgeschermde drankje, shotjes die naar nagellakremover ruiken, het licht dat in kleurenvlekken uiteenvalt
het valse meezingen en de schorre keel, de overslaande stem, wachten op het refrein
ik zie de wereld in vertraging, mijn lichaam een dierbare vreemdeling, ik merk mijn bewegingen pas op nadat ik ze maak, nooit wetend wat zal komen
nu staan we naast de speakers en doen alsof we elkaar verstaan, een gesprek dat nergens over hoeft te gaan en ik zeg dingen die ik morgen vergeet
ondraaglijke hitte, mijn haren plakken op mijn voorhoofd, de lucht een deken die mij verzwaart en we vluchten naar buiten, de kou in, tot die ons weer naar binnen jaagt