‘Wil je echt geen biertje?’ vraagt Marc. Onder de bank ligt een bak met daarin een pakje lange lucifers. Hij gooit er een van in de korf. Met een grote vlam ontbrandt het vuur.

‘Nee,’ antwoord ik. Ik probeer het vloeitje goed open te houden en met de andere hand een plukje verse shag te verdelen. Wanneer ik het probeer dicht te rollen, zie ik dat de plakrand verkeerd om zit. Ik leg het pakje terug op de bierkrat en draai nu met twee vrije handen. Ik lik het lijmrandje. Het vloeitje wordt doorzichtig en scheurt.

‘Ik doe het wel,’ zegt Marc. In een vloeiende beweging rolt hij een strak shaggie. Zijn krulletjes zijn vet van de gel. Sara, die ik al twee dagen niet heb terug geappt, heeft ook donkere krullen, maar die zijn te lang naar mijn smaak.

Marc plukt een restje pluim en schiet het weg. Ik buig een beetje naar hem toe. Hij heeft een echte Zippo-aansteker. Ik kijk naar zijn licht doorkomende snor.

‘Niet te hard zuigen, anders krijg je een inbrander,’ zegt Marc. Met moeite weet ik een kuch te onderdrukken. ‘Je moet de rook als het ware doorslikken.’ Hiervoor rookte ik weleens mint-sigaretten, maar verder dan mijn kiezen kwam die rook niet. Er komt een draadje tabak op mijn tong. Het tintelt.

‘En niet nat roken.’ Ik probeer mijn lippen droog te houden tijdens het inhaleren, slik de rook door, houd mijn adem even vast en blaas langzaam uit. Ik krijg hetzelfde duizelige gevoel als bij de shuttle run test, als bij het zaalvoetbaltoernooi, als bij de videoclip.

De grote keramische tegels in de tuin zijn spiegelglad. Ze reiken tot het zwembad. Marc gaat naast mij liggen. Voor ons smeult de vuurkorf. Het dekseltje van de huzarensalade is aan de spijlen vast gesmolten. Een druppel plastic kust de metalen onderplaat.

‘Zal ik hem weer aansteken?’

‘Kan,’ mompel ik. Er liggen nog wat gedroogde houtjes naast. Hij breekt er een aantal doormidden en pakt de aanstekervloeistof. Hij spuit er wat van op een dikkere plank. Ik staar naar zijn glanzende blauwe kruis, zijn bovenbenen, bezaaid met zwarte haartjes, zijn diepbruine ogen. ‘We kunnen ook nog even muziek luisteren?’

Het felle computerlicht flikkert op Marcs gezicht. Klik: Geblokkeerd. Nog een, nu van Bastille: Geblokkeerd. Wake Me Up van Avicii: Niet geblokkeerd. Slow motion beelden van een vrouw op een donkerbruin paard; opwaaiend stof; een duidelijke tattoo. ‘Gebrandmerkt door de wereld,’ zou de dominee zeggen. We kruipen dichter naar voren. Driftig draait Marc het volumeknopje naar rechts. Zover dat het stoort. De grijze zuilvormige speakers kraken door de bass.

Met de muis glijd ik alvast over de voorgestelde video’s. Ik scroll een beetje naar beneden in het suggestiebalkje: Take Me To Church. Mijn hand trilt een beetje. ‘Zullen we nu deze doen?’

Klik: Niet geblokkeerd.

EXPLICIT CONTENT verschijnt op het beeld. Enkele seconden maar. Zwart-witte, korrelige beelden van twee mannen. Ze lopen filmisch door een veld en dralen wat om elkaar heen. Het had in het weiland hierachter kunnen zijn. Mijn handen worden klam. Ik kan het niet laten om naar Marc te kijken.

‘Moet je zien wat er gebeurt,’ gniffel ik. Hij staart geconcentreerd naar het scherm. Er staan pallets in de fik. Een van de mannen begraaft een kistje, de ander fietst wat rond. Ze roken en omhelzen elkaar.

‘A men.’ En dan, veel sneller dan ik het had onthouden, draait de een zich naar de ander toe. Op de beat pakt de rechter man zijn hals beet.

‘A-a-men.’ Pontificaal leunt de man met de oorbel naar voren, hij haakt zijn lippen in die van de ander. Marcs cursor schiet naar het kruisje.

Ik staar naar het babyblauwe Windows XP bureaublad. Marc houdt het knopje van de computerkast ingedrukt. Ik schuif de lade met muis en toetsenbord terug de kast in. Marcs broekje staat bol, maar misschien lijkt het zo door de schaduw; zijn het slechts contouren.