ik ben gevuld met zaagsel
ik ben een knuffel vol mottengaten
in een prijzige antiekwinkel
mijn haren prikken tegen je wang
wanneer je me vasthoudt
klanten vinden mij lief maar ze weten niks
ik word in een doos gestopt en verkocht
ik hoor niet in een doos
in de vitrinekast stond ik tevreden
ik heb vanuit daar veel mensen vervloekt
daar hield ik me graag mee bezig
ik woon nu bovenop een kast
in een beige kinderkamer
het speelgoed is bruin of zwart of wit
het kind mag niet met me spelen
ik ben kostbaar en mag niet stuk
ik heb mooie zwarte glimmende ogen
waarin je stikt als je ze doorslikt
het kind is braaf en eet mijn ogen niet
ik verveel me en wil het kind vernietigen
maar het lukt me steeds niet