Mijn stappen dreunen in mijn hoofd, dus ik sta even stil. De stappen van de pakken, de hakken, de sneakers nemen het over. Mijn hoofdpijn zal niet vanzelf weggaan. Dus ik loop door. Ik sta toe dat ik mijn ogen niet op scherp zet, want het oranje met witte logo vinden kan ik ook wazig. Zodra ik het vind koop ik water. En ook een stroopwafel. Ook een stroopwafel, fluister ik zodat mijn maag begrijpt dat ik hem niet aan het vergeten ben.
Dat fluisteren slaat nergens op, want: een intense pijn schiet vanuit mijn buik naar mijn borst. Ik moet even stoppen met lopen. Het knorren doet net zoveel pijn als het dreunen. Ik houd mijn adem in en loop weer door.
Ik geloof dat ik daar iets van oranje zie. Ik trek mijn handtas wat beter over mijn schouder, en daarna duw ik met dezelfde hand in mijn maag. Ik duw zo hard, dat ik bijna achteruit struikel. Het helpt wel. Het knorren doet nu sussend pijn. De kiosk is niet meer ver.
Ik weet de ene voet voor de andere te plaatsen. Het is tijd om niet meer met wazige ogen te kijken. Maar wanneer ik mijn ogen scherp wil stellen, beginnen ze te prikken. Ik heb weer vergeten te ademen. Mijn buik ploft naar buiten bij de eerste teug lucht. Ik hoest, want dit doet allemaal meer pijn dan verwacht. Nu doen ook mijn longen op de een of andere manier pijn. Ik dacht dat alleen mijn maag knorde.
Ik word klantvriendelijk aangekeken. Ik til mijn hand van mijn maag en wijs naar de witte menuborden. Koffie. Maar dat wil ik niet hebben. Ik zwaai mijn hand, nee. Ik bedoel paracetamol en een goed gevuld bord nasi. Het begint weer meer pijn te doen.
Dit is wat er gebeurt, dat begrijp ik. Twee dagen niets eten, niet plassen, niet meedoen, dit is een verdiende valse start. Om die boodschap duidelijk te maken, vind ik dit allemaal wel overdreven. Mijn hart bonst aanwezig, mijn vingers trillen en mijn ogen tranen. Ik denk dat ik iets moet zeggen. Of simpelweg een hopeloos geluid maken zodat het vriendelijke gezicht me misschien zal redden. Dus daar gaan we. Ik doe mijn mond open en ik meen dit keer iets goed te doen.
De volgende steek is sterker dan dat ik van mijn lichaam inschat. Ik klap voorover met een hele snelle beweging. Zo snel, mijn tas en jas zwiepen mee. Mijn knot vliegt los. Ik verlies mijn balans. Mijn voorhoofd knalt op de stationshalgrond. Zo dichtbij de grond voel ik het dreunen in de binnenkant van mijn mond.