De kiezelstenen blijven onder mijn voeten plakken. Een windvlaag glijdt over mijn rug. Voor mij ligt de eerste grafsteen. Het is eigenlijk een grafhout: stukken boom zijn ingekerfd met een naam of namen. Een kat verschijnt vanachter het graf uit de struiken. Haar schone witte vacht reflecteert niet hoe vervuild en donker het is in mijn hoofd, maar haar gemiauw valt als een steentje in water. Het blijft harmonieus nagalmen tussen het ruis. Ze wurmt haar kopje tegen mijn benen en ik kan er niet aan ontkomen haar te aaien. Haar vacht voelt als uit elkaar getrokken watjes of dat spul wat je in knuffels kan doen. Mijn ademhaling synchroniseert met het op en neer gaan van haar buik. Alsof wij alleen bestaan. Ik ben vergeten dat er onder mij geraamtes liggen te verteren in de aarde.
Geritsel doet ons opschrikken. De kat springt op en sluipt richting het geluid, verder het natuurgebied in. Ik volg haar. Het gebied is groter dan ik had verwacht. In het midden staat een grote boom. De takken hangen naar beneden, treurig. De bladeren zijn groen ingekleurd door de zon. Misschien heeft het de schoonheid van verdriet gevangen, denk ik. Dat je ook mooi kan zijn wanneer je kwetsbaar bent. Als ik me kwetsbaar voel dan voel ik me meer zwak dan sterk. Ik ga langs de stam van de boom zitten. Ik doe even mijn ogen dicht en luister hoe de wind de bladeren aait. Zou ik ooit ook zo stevig kunnen staan en alle onbelangrijke dingen langs me kunnen laten waaien? De haren op mijn armen beginnen overeind te staan. Als ik een boom was, dan zouden de doden me voeden.
Links van de boom is een schommel en een glijbaan. Als kind zou ik er nooit hebben mogen spelen. Mijn moeder is veel te bijgelovig. “Spelen tussen de dood, dat is duivels!” Ik hoor het haar al roepen. Ze zou door het hele huis met Palo Santo wapperen om alle geesten weg te jagen. Ik heb ook niet verteld dat ik ging wandelen op de natuurbegraafplaats. Dan zou ik niet meer naar binnen mogen.
Ik besluit verder te lopen over een pad dat langs het water gaat. Hoe verder ik in het natuurgebied kom, hoe harder de woorden van mijn moeder door mijn hoofd heen suizen. Maar mijn verlangen om dit voorgoed te doorbreken is groter. Misschien wel net zo sterk als de boomstam…