de duivenkak
die ik op mijn schouder draag
is mijn engeltje dat mij de route toefluistert
wanneer ik verdwaald over straat loop
de hulpknop van de inlevermachine in de supermarkt
is een rood en ontstoken oog
dat mij doordringend aankijkt
ik druk niet op de knop
ik wil geen bloed aan mijn vingers
het apparaat piept als een hond
waar tegen geschopt wordt
hoe harder de machine zeurt
hoe harder de blikken van de klanten worden
de bejaarde man achter me zucht
er zit een haardvuur in zijn ogen
het engeltje trekt aan mijn oor
en fluistert
wegwezen wegwezen wegwezen
de hel bevindt zich in de maag
van de supermarkt
tussen statiegeldflessen
en oude mensen
die ruiken naar wc-verfrisser