Vijf verhalen over een meisje en haar vader

45

Stoeien

Arjen de Wit

Ze stoeien. Zij zit bovenop. De vader ligt op zijn rug met ontbloot bovenlijf, Liza op zijn buik. Ze laat zich vallen, hij pakt haar vast, beweegt heen en weer alsof hij een schip is en zij de kapitein. Ik richt mijn blik weer op de krant, maar de letters betekenen niets meer.

Ja, had ze gezegd, gisteren, toen ik haar vroeg of haar vader wel eens iets bij haar doet dat ze niet fijn vindt. Een zachte maar duidelijke ja. Toen was hij er opeens, zijn stem – ‘Liza, poes, ben je vrienden aan het maken? We gaan zo eten’ –, zijn papzakkerige lijf dat zich om de zijflap van de voortent boog. Ik zakte achterover in mijn stoel. Ze sloeg haar ogen op, niet naar hem maar naar mij. Bruine ogen, een duistere blik.

‘Kom pop, de vis is klaar.’

De bruine ogen bleven me aankijken. Ze bleef me aankijken en ze bewoog haar wenkbrauwen naar binnen, een haast onzichtbare frons, alsof ze me een signaal wilde geven.

Die blik liet me niet los, ook vannacht niet. Een onrustige nacht was het, op de ene zij en dan op de andere. Het bed was weer eens te groot voor mij alleen. Kon ik maar even met Ans overleggen, elkaars gedachten scherpen, samen besluiten wat te doen.

Mijn kinderen zijn wel duidelijk opgevoed. Zelfstandig spelen, alleen naar ons komen als er nood is. Legosteentjes losmaken, hints geven bij lastige puzzels, advies bij conflicten in de buurt, dat soort dingen. Altijd gaven we de juiste waarden mee. En o wee, als ze hebberig waren, iets afpakten, of zonder reden sloegen. Dertig en tweeëndertig zijn ze inmiddels, accountant en leraar, deels geland maar ook nog op zoek. Niek worstelt nog weleens met de verkeerde verleidingen. Ben ik niet te veel afwezig geweest? De uitzendingen, mijn tijd in Joegoslavië, juist toen ze begonnen te puberen? Ik weet het niet. Ik heb mijn best gedaan, ben altijd goed voor hen geweest.

Zo lag ik te woelen en te draaien. En dan doemden die donkere ogen weer op, haar ogen. Op dat moment lag ze misschien ook wel op haar luchtbedje, denkend misschien aan de pijn of de schaamte, of erger nog, aan hoe lief haar vader voor haar is.

De volgende kans om met haar te praten kwam vanochtend in het toiletgebouw. Terwijl ik stond te plassen hoorde ik haar neuriën. Even dacht ik dat ik het me verbeeldde, dat haar stem me tot in de wc achtervolgde. Maar ze was het, zo te horen waste ze haar handen. Snel zette ik een paar passen naar buiten om haar te onderscheppen toen ze het vrouwentoilet uitliep. Liza stopte met lopen toen ze me zag. Even stonden we zo in de vochtige warmte, twee meter van elkaar.

‘Ik, eh…’, begon ik.

Haar ogen werden nog een slag donkerder.

‘Ik wilde je nog wat vragen.’ Ik zette nog een stap naar voren, dempte mijn stem. ‘Je zei dat hij soms iets doet wat je niet fijn vindt. Wat is dat? Wat doet papa bij je?’

Ze bewoog niet.

‘Je kunt het rustig vertellen. Ik ben zelf ook papa. Mijn kinderen zijn al groot. Je kunt altijd bij mij terecht.’

Er kwam iemand het toiletgebouw binnen, iemand die hallo mompelde in het voorbijgaan.

‘We kunnen ook even naar een rustige plek als je dat fijn vindt.’

Liza sloeg haar ogen neer.

‘Ik meen het. Ik ben er voor je.’

Toen liep ze langs me heen, naar buiten. Haar blote voeten maakten plakkende geluiden op de tegels.

Nu liggen ze stil. Buik tegen buik. Hij fluistert iets in haar oor. Ze geeft een kus in zijn nek.

De buren van hiernaast zijn weg, om tien zeventien vertrokken. Op de e-bike. Er is niemand die dit kan zien. Kijk dan, wil ik schreeuwen, kijk dan wat hier gebeurt, zo open en bloot, ze schamen zich er niet eens voor. Hij schaamt zich er niet eens voor, dat arme kind heeft nog geen idee van fout en van goed.

Wacht maar tot dit uitkomt. Het is duidelijk dat Liza er zelf niets over gaat zeggen dus ik schakel hulp in. Dat is mijn plicht. Ik bel Veilig Thuis zodra ze even van het veldje zijn. Ik heb hier de kans, nee, de verantwoordelijkheid om haar te beschermen, te waken voor een levenslang trauma, als het kwaad niet al geschied is. Wacht maar. Wacht maar, labbekak. Ze zouden je aan je ballen moeten ophangen.