je gaat de kraak in ruggen van werken na
twee hoopjes voor de nooduitgang van de gemeentebibliotheek
zonder spoedingang, ergens binnen te geraken is blijkbaar minder urgent
wat je al wel en nog niet kent scheid je
je plant je vinger naast een langpootmug op het dashboard
gaat het dier vliegen ruk je grinnikend een beentje uit
met ‘dat heb je zelf gedaan’ kaats je het van je af
thuis schud je plooibakken boeken leeg voor de wasmachine
er is geen etiket enkel stempels met rechten en barcodes
ze leveren witte internettabbladen op
extra vlekmiddel op lastige exemplaren en dertig graden
wolwas, in het sop dompel je kin en lippen onder
kauwt er de zeep stuk en spuwt
bont buitelen de boeken in de trommel rond
twintig keer zestig zit je voor het venstertje
spoelwater en schuim maken kaften donker
later stel je vast: onveranderd hard en taai zijn ze
zelfs met wasverzachter, de zinnen
laten zich niet weken van het blad
op het wasrekje in de badkamer stapel je
in torentjes van vier hoog voorzichtig romans
de woorden heb je te lang te warm gewassen
ze passen je niet langer