Het begin hoeft niet moeilijk te zijn. Ga naar je lokale snackbar en vraag om lege ronde emmers, bijvoorbeeld van mayonaise. Goed schoonmaken. Vraag er ook een deksel bij.
Je boort gaatjes in de emmers en daarna maak je laagjes. Een emmer met potgrond of compost. Daar bovenop schuif je een emmer met houtsnippers. Kranten, bladeren, stro. En dan de emmer met het GFT. Appelschillen, wortelrasp, eierschalen en koffieprut. Schuif onder dit geheel één laatste emmer zonder gaatjes. Deze onderste emmer blijft leeg. Want daarin druipt na verloop van tijd het percolaat of de wormenthee, als een donkerbruin cognac. Ik denk aan de tiramisu die mijn vader elk jaar maakt voor kerst. En aan mijn toekomstige wormen, die zich met hun glanzende lijven een weg door mijn laagjes afval eten zoals ik me door lagen lange vingers en mascarpone werk.
Dit is de droom: ik wil mijn leven vormgeven als een cirkel. Ik wil een wormenhotel om aan mijn losse eindjes een nieuw begin te knopen. Ik wil mijn afgedankte eten voor hun hongerige monden, hun uitwerpselen als voer voor mijn toekomstige maaltijd. Ik maak een kringetje: links van mij de wormen, rechts van mij een moestuin. Tussen hen in scharrelen wat kippen. En we dansen rond en rond.
Ons huis heeft een klein balkon dat we nauwelijks gebruiken. Het is er het hele jaar door koel en vochtig. Op de stenen van de balustrade groeit een dun laagje mos wat je met een beetje fantasie voor een loper van deftig groen fluweel kunt aanzien. Voorlopig heb ik geen moestuin of kippen, maar dit balkon is de perfecte plek voor een wormenhotel.
Ik kan het beste tijgerwormen nemen, weet ik van het internet. Dat klinkt stoer en ze zijn dol op ons afval. Ik zie voor me hoe mijn wormen de krakende karkassen van oude bladeren hun hol in zullen sleuren. Hoe ze met hun koppen zullen schudden om het laatste leven uit hun prooi te bewegen. Hoe ze hun tandeloze monden rond de kontjes van mijn pastinaken en meirapen zullen haken. Ik mijmer graag over de kringloop van het leven. Het feit dat alles komt en gaat, ontstaat en vergaat, dat alles bloeit om uiteindelijk, heel gracieus, weer dood te bloeden. In vergane glorie schuilt niet alleen datgene wat was, maar ook datgene wat zomaar weer kan zijn.
Toch heb ik nog steeds geen wormenhotel. Niet omdat ik walg van hun blinde, bleke lichamen, of omdat ik bang ben voor de geur van verrotting, of omdat ik medelijden heb met datgene wat de bodem in gaat. Ik heb nog steeds geen wormenhotel omdat mijn fantasie grenst aan een diepe afgrond. Elke droom heeft de potentie om een nachtmerrie te worden. Van elke lus kan met één vileine beweging een los bungelend draad worden gemaakt.
Zie de cirkel maar eens in stand te houden. Zie maar eens een plekje te vinden in de rondedans, in te springen zonder op iemands tenen te gaan staan. Zie maar eens het juiste tempo te bewaren, niet te struikelen, niet de dominosteen te zijn die voortijdig valt en daarmee de hele kring tegen de grond werpt. Ik heb de potentie om wormen te voeden, om kippen te laten scharrelen en groente te laten groeien. Maar ik heb misschien nog meer potentie om de zaden in de grond te verzuipen, de kippen te laten verhongeren en de wormen te vergiftigen. Niet omdat ik dat wil, maar omdat ik niet feilloos ben. Niet volmaakt glad en gebogen, maar grillig en hoekig.