waar het eigenlijk op neerkomt: opnieuw de aanblik
van het donkere glas waarachter een zwerm zwaluwen
een slaapplek vindt, dan een oor tegen de verwarmingsbuis
om de temperatuur van dit huis te bepalen — noemen we
het ditmaal lichaam of kamer waar nu donkerblauwe veren
op groeien alsof het te lang heeft geregend en de kleur
langzaam van kleur is veranderd? we weten niet
welk volgend dier hier naar binnen tuimelt, of het kruipt
of vliegt en of het uitmaakt. onze huid geeft genoeg licht
om ons als lamp tot een lege muur te richten, een begin
te maken. we bootsen met onze handen
de schaduwsoorten na: boer, huis, oever
rots als dwaalgast, gier en nacht
zolang we ze zo noemen.