S. en ik keken elkaar geschrokken aan. Daar stonden we dan, met onze zonnebrillen en koffertjes. Ik zag al voor mij hoe we onder een brug sliepen met een opgerold vest als kussen en met kakkerlakken als buren. De vrouw nodigde ons uit naar het cafégedeelte, waar we gebruik mochten maken van het koffiezetapparaat. We bedankten haar, gingen zitten en probeerden rustig te blijven. Nadat S. haar telefoon had opgeladen belde ze de organisatie op luidspreker.
De medewerker, die zich voorstelde als L., klonk niet verbaasd. Op blasé toon zei ze dat het vast goed zou komen. Waarom genoten we niet gewoon van de zon? Ook verzekerde ze ons dat het allemaal de schuld was van de organisatie waar ze mee samenwerkten, dit gebeurde normaal nooit. S. knikte en verontschuldigde zich op een gegeven moment zelfs, al weet ik niet waarvoor. Maar waar een good cop is moet ook een bad cop zijn: ik nam de telefoon van haar over.
Ik zei dat we geschrokken en teleurgesteld waren. We spraken geen Italiaans, waren hier nog nooit geweest en hadden net een lange reis achter de rug op weinig slaap. Van de zon genieten kon pas zodra we wisten waar we vannacht gingen slapen. Ik verwachtte binnen een paar uur meer te horen en hoopte dat we de taxikosten naar het nieuwe hotel konden declareren. L. zei dat ze ons op de hoogte zou houden, maar dat we haar straks niet steeds moesten gaan bellen.
S. en ik gingen naar buiten en vonden een restaurantje met gestreepte overkapping. We bestelden een grote karaf water en twee pizza’s, die we aten met onze koffer onder onze stoel. S. legde haar telefoon op tafel en checkte regelmatig of L. al gebeld had. Ontspannen lukte niet, maar we voelden ons vrolijker nu we gegeten hadden. Ik dronk veel water, sinds het beklimmen van de trap had ik een bonkende hoofdpijn die erger werd wanneer ik in de zon was.
De telefoon ging. S. nam op en keek mij met grote ogen aan. Ik gebaarde dat ze haar volume omhoog moest doen, bracht mijn hoofd dichterbij en hoorde L. zeggen: “We hebben een nieuw hotel gevonden.” De naam van het hotel herkende ik niet, maar de keten waar het onder viel kent iedereen. Omdat het een luxe hotel was weigerde L. de reiskosten te vergoeden, maar ze bleef benadrukken dat het een gigantische ‘upgrade’ was.
Ik durfde nog niet blij te zijn maar ik voelde de spanning uit mijn schouders trekken. Na het gesprek zochten we het hotel op; een historisch pand van meerdere verdiepingen, met marmeren balkons en roze buitenmuren. Ik was te moe, te versuft van zon en zorgen om te bevatten welke wending deze dag had genomen. We kochten een weekkaart voor de bus, ik legde mijn hoofd op de schouder van S. Hoe hoger we kwamen, hoe duurder de huizen eruit zagen.