Naar een titelloos gedicht (‘De mooiste vogel’) van Hans Faverey
De laatste avond
ligt uitgesteld voor ons.
Het valt niet meer te ontkomen
dat we in herhaling zullen vallen,
vallen. Zo viel ook deze dag
hetzelfde als
honderd keer gisteren
raakte je verdwaald;
de weg niet willen weten,
via vreemde straten huiswaarts.
Je hoofd in je handen,
twee vertraagde vogels
die neerdalen; vliegen
inruilen voor struikelen,
al het blauw aanwijzen.
Deze droom is niet bestemd voor slaap,
evenmin zul je nog schrikken
als straks je elleboog van de tafel schiet.