Edward herleest met Vuurlanders tien boeken van zijn vergeten lievelingsschrijver
DE NEDERLAAG
Edward van de VendelVroeg in januari van het jaar 1996 las ik mijn eerste boek van de nu bijna vergeten schrijver Alfred Kossmann. Aan het eind van datzelfde jaar las ik het laatste. In de tussentijd was ik verslingerd geraakt.
Ik schreef hem in 1997 een bewonderende brief, die hij beantwoordde met een gracieus bericht, met daarin onder andere de zin: ‘Ik hoop ooit ook uw werk te lezen en mooi te vinden’.
In 1998 overleed hij.
Nu wil ik, samen met tien Vuurlandschrijvers die elk voor het eerst een Kossmanntitel tot zich nemen, onderzoeken waaróm ik zo vrolijk geobsedeerd raakte door zijn werk. Gevaarlijk wel: kunnen zijn controversiële boeken nog in deze tijd? Zijn het niet vooral oude mannen-verhalen? Of is zijn speelsheid nog altijd speels?
Vandaag: De nederlaag (1950), Kossmanns prozadebuut. Hij kreeg er de Van der Hoogtpijs voor. In het boek wordt verteld over verschillende personages, die elk op hun eigen manier zo goed mogelijk proberen het te werk gesteld worden in een Duits werkkamp te ondergaan.
Martijn van Bruggen las het boek met me mee, en we schreven er elkaar een mail over:
Ha Edward,
Dankjewel dat je deze Kossmann-reeks gestart bent, want nu heb ik eindelijk De nederlaag gelezen. Op 4 januari 2022 markeerde ik deze roman op Goodreads als ‘nog-te-lezen’, omdat de thematiek mij erg aansprak. Zoals ook op de achterflap van De nederlaag te lezen staat speelt het verhaal zich af in de tweede helft van de Tweede Wereldoorlog, in verscheidene Duitse werkkampen, ‘waarin de verschillen tussen handigheid, verraad, collaboratie, unfairness, lafheid en drang naar zelfbehoud vervagen’. Dit deed me sterk denken aan de oorlogsromans van Willem Frederik Hermans, waarin hij een mensbeeld schetst dat erg cynisch is. Iedereen is een opportunist, helden en misdadigers ontstaan per toeval en iemand is ‘alleen uit onoplettendheid optimist’. Zoiets verwachtte ik van De nederlaag.
Maar Kossmann heeft zo’n andere stem, met vooral heel wat minder wrok, dat die vergelijking al gauw absurd was. Ik had vanaf pagina 1 sowieso geen tijd meer om vergelijkingen te trekken, want De nederlaag begint midden in het verhaal! Johannes en de rest zitten in de trein naar het eerste werkkamp en voeren een dialoog. Er moet hiervoor al zoveel gebeurd zijn in Nederland, maar Kossmann slaat dat allemaal over. Best pittig, om zo in het verhaal te vallen. Ik heb de eerste pagina’s meermaals herlezen.
Wat me als eerste opviel aan het schrijven van Kossmann, was hoe uitgebreid hij het uiterlijk van zijn personages beschrijft. Hij trekt er gerust een halve pagina voor uit. Uit die lichaamsbeschrijvingen waren dan al vaak karaktertrekken te herleiden, zoals van Simon Coster:
Op een lange, beweeglijke nek zweefde zijn vierkant hoofd met slordig strohaar en twee lelijke, trouwhartige ogen die ver van elkaar stonden en verbonden werden door boven de neus dichtgegroeide wenkbrauwen.
Het deed me beseffen dat ik tijdens het lezen nooit een personage voor me zie. De omgeving ervan wél, maar het personage dat daar in loopt is een grote blur, om eerlijk te zijn. Zelfs dit soort uitgebreide beschrijvingen vergeet ik meteen weer. Daarom hoeven ze van mij ook niet gegeven te worden. Hoe zit dat bij jou, Edward? Zorgen Kossmanns beschrijvingen ervoor dat de personages vaste vormen aannemen – zou je ze kunnen tekenen?
Ik wil je natuurlijk graag laten weten wat ik van de De nederlaag vond, maar ik weet het zelf niet zo goed. Ik merkte dat ik erg veel moeite had met het ontbreken van een hoofdpersoon. Ik dacht dat Johannes dit zou zijn, of anders zijn crush Charlotte, maar beiden zijn vaak afwezig. Malherbe, Bill, ’t Mannetje en Simon Coster worden minstens even uitgebreid beschreven en gevolgd. Ik denk dat ik een centraal personage nodig heb om helemaal op te gaan in een verhaal. Ik vind het jammer dat de personages nergens vlees en bloed voor me zijn geworden. Behalve Bill misschien: wat een eigenaardige, egoïstische vent is dat, Edward! Zo graag gezien willen worden, dat het je om het even is of de Hollanders, Fransen of Duitsers dit doen.
Waar Kossmann me uiteindelijk toch mee wist te raken, is met de aanzwellende grimmigheid van De nederlaag. Naarmate de bevrijding nadert, wordt het in Duitsland zelf natuurlijk steeds gevaarlijker. De manier waarop Kossmann dan afrekent met enkele van zijn personages… dat moet je kunnen, zo in een zin. Maar misschien is dat wel oorlog: je bent er, je hoort geronk, je bent er niet meer.
Edward, hoe heb jij De nederlaag ervaren? Is het je gelukt om mee te leven met alle personages? Zo ja, dan moet het een heel heftig boek voor je zijn geweest!
Hartelijks,
Martijn
Dag Martijn,
vóór alles: wat bijzonder dat je al een Kossmannboek had aangemerkt om te lezen voordat je wist dat deze reeks zou gaan beginnen. Misschien is mijn bewering dat Kossmann totaal vergeten is dan toch net wat minder massief dan ik dacht.
De nederlaag is dus Kossmanns debuut. Dat merk je bij het lezen, meen ik, tegelijkertijd wel en niet. Wel in het – inderdaad – heel uitgebreid beschrijven van (het uiterlijk van) de personages. Dat is Kossmann allengs minder gaan doen, misschien begon hij later meer op de lezer te vertrouwen, of op zijn eigen vermogen iemands wezen op te laten lichten door diens handelingen te tonen in plaats van diens lichaamskenmerken. Aan de andere kant: Kossmann schreef De nederlaag in 1948 en 1949 en dus is het boek zo’n vijfenzeventig jaar oud. Bij een bepaalde tijd hoort wellicht ook een bepaalde stijl?
Dat dit boek Kossmanns eerste proza is merk je, wat mij betreft, ook weer niet, omdat het een ‘volwaardige’ Kossmann is. Dus: vooral aandacht voor de menselijke reactie op de hitte van de tijd, niet zozeer een boek dat ons uitlegt hoe een en ander geopolitiek en Europagerelateerd kon gebeuren. Johannes (die min of meer de centrale persoon is, al gaat het, zoals jij al opmerkte, Martijn, vaak ook niet over hem) zit in een Duitse trein en wordt vervoerd naar Straatsburg – dat is zo, punt. Net als hijzelf vallen ook wij, de lezers, in die omstandigheden en moeten we ons verhouden tot de psychische en fysieke consequenties ervan – niet tot de achtergronden. Die tellen nu eenmaal niet als je je in een donker treinstel bevindt, dicht opeengepakt met mannen en jongens die je niet kent, maar met wie je wel een tijd vol vraagtekens tegemoet reist.
Johannes probeert zich niet te engageren en troost te putten uit het ondergaan, uit het niet-betrokken raken. De eerste zin van het boek luidt daarom ook: ‘Johannes luisterde.’ Maar al snel heeft hij geen keuze. Hij blijkt beter Duits te spreken dan anderen en moet dus vertaler zijn. Daarmee komt hij in een schimmig tussengebied terecht en ik las in een oud artikel over dit boek dat dat Johannes’ werkelijke ‘nederlaag’ is – hij kan niet afzijdig blijven. Interessant om te lezen is hoe Kossmann vertelt over Bill, die zich ook, net als Johannes, tussen de Duitsers en de Nederlanders beweegt, maar in zijn geval is het vooral vleiend, collaborerend, profiterend waar het kan. Dat contrast levert op dat de figuur van Bill, zoals jij al opmerkte, Martijn, kleurrijker lijkt dan Johannes, die zich meer en meer terugtrekt en ‘gewoon’ tewerkgestelde wil zijn. Ik ben het overigens niet met je eens dat de andere personages, zoals Johannes, geen vlees en bloed zijn. Ik vond dat ze elk voor zich toch hun aandacht krijgen, en ik hou juist ook van dat switchen tussen personages, van het even wegdraaien van de een en doorgaan met de ander, waarna, zestig of tachtig pagina’s later, de draad weer wordt opgepakt. Een vrij modern procedé, eigenlijk, denk aan alle rom-coms met een brede, beroemde cast en het vlechten met verhaallijnen.
Nu we het over film hebben: dit is een van Kossmanns meest filmische en meest action-packed romans. Dwangarbeid, het stelen van wijn, een Duitser vermoorden, een liefdesaffaire, een ontsnapping en een allesverwoestend bombardement – en dan vergeet ik nog het een en ander. Het was voor mij een vol boek, met, in de uitgave die ik las, veel kleine lettertjes op overladen bladzijden. Dat maakte het lezen soms minder makkelijk, ik had het idee dat ik een dik roggebrood moest openkruimelen, en dat duurt nu eenmaal langer dan bij een tijgerbroodje. Maar evengoed zijn er nu al dagen scènes aan het heropleven in mijn hoofd. En opnieuw (ik herhaal nog maar eens: dit was Kossmanns éérste proza) beleefde ik vaak die duizeling van zijn heerlijke beschrijvingen in kort bestek. Het gezelschap in een schuilkelder (mensen die per ongeluk bij elkaar zijn komen te zitten) beschrijft hij bijvoorbeeld zo:
De Hollandse breide, intussen kakelend tegen een vrouw die naast haar zat. Dat was een vrouw voor een schuilkelder-scène uit een film: zwaar, met een grof, door schaduwen verwoest gezicht en een idiotige, afwachtende rust in haar hele houding. Ze had geen aangename lucht bij zich, zij zat als een zak stank op de bank en zweeg traag en aanmoedigend […].
Even later beschrijft Kossmann dan het klootzakkerige opportunisme van een SS’er, ook aanwezig in de duisternis van diezelfde kelder, door hem steeds dichter op te laten schuiven naar een jong Duits meisje, dat hij niet ziet, maar wel probeert te bestasten.
En een jonge vrouw uit Luxemburg ergert zich aan iedereen, en dat verwoordt Kossmann zo:
Iedereen luisterde en praatte al luisterend met de achteloosheid van mensen die zich voor hun eigen mededelingen niet in het minst interesseren. De Luxemburgse verachtte dit soort gesprekken, maar luisteren deed zij ook, al was het wetenschappelijk. De vliegtuigen trokken over dit alles heen met de regelmatige nonchalance van onbeperkte machthebbers.
Die laatste zin is ongelooflijk. Hier toont Kossmann zo’n (toen al) beheerst schrijverschap, dat De nederlaag uitstijgt boven ‘bekentenisliteratuur’ of ‘ervaringsliteratuur’. Ja, Kossmann is tussen 1943 en 1945 zelf ook tewerkgesteld in Duitsland, en ook hij moest steentjes onder bielzen slaan, net als de mannen in dit boek, maar juist door zijn perspectiefkeuzes en zijn stijl is De nederlaag – let wel: vijf jaar ná zijn eigen gevangenschap al geschreven, er verschijnen nu nóg romans over alle aspecten van de Tweede Wereldoorlog – toch voor mij de grand opening van een OEUVRE (met zes hoofdletters).
Tenslotte: hoe ziet Johannes zichzelf? Het staat op bladzijde 60:
Johannes zelf, piekerend, maar zonder kracht, de man die zich verbeeldde in te zien hoe de zaken lagen, maar niets deed om ze goed te leggen, de scepticus zonder moraal, de dwaas die in gebreke bleef, altijd, overal, die Bill niet opzij had geschoven, Mandemaker niet belette om te roddelen, de kok rustig aan het woord liet wanneer deze alles verknoeide, […], die Malherbe niet op zijn donder had geslagen toen hij het aanlegde met zijn vriendin, en die dat ook niet kon, die er de positiviteit niet toe had, de moed niet, de moraal niet, de liefde niet, niets, niets, niets. Lieve God, mensen!
That about sums it up. Een nihilist, zo is Kossmann vaak genoemd, en dat mag zo zijn. Maar voor mij is hij dan wel een nihilist die het menselijk nietsige van zijn personages op doet lichten tegen een regen van stijlvuurwerk.
Dank je wel, Martijn, voor deze herlezing. Maar ik ben natuurlijk stikbenieuwd: hoeveel sterren heb je het boek nu op Goodreads gegeven?
groet,
Edward