Alain had het idee dat het geluk te hard liep terwijl hij de zon voor hem zag ondergaan. Hij legde zijn hoofd tegen het raam en stelde vast dat zijn eigen raam kleiner was. Hij gaf de planten water, deed de deur op slot en liep terug naar zijn appartement. Nadat hij zijn goedkope magnetronmaaltijd had opgegeten zat Alain in zijn stoel en staarde naar een oude film op televisie. Gerard had een kleine, doch opmerkzame rol. Het deed hem denken aan zijn afscheid bij de overloop twee weken terug.
‘Waar gingen jullie ook alweer naartoe?,’ vroeg Alain.
‘Naar Cannes, naar het filmfestival,’ zei Gerard lachend. ‘Ik heb je toch verteld dat ik genomineerd ben voor beste acteur.’
‘Nee, kan ik me niet herinneren.’
‘Nou, dan hoor je het nu,’ zei hij met hoorbaar ongemak in zijn stem.
Het tweetal zweeg en bekeek elkaar. Ze waren zich bewust van een denkbeeldige muur die hen naarmate de jaren verstreek steeds verder van elkaar verwijderd had.
‘Nou, hou je taai makker. Ik ben laat, ik moet gaan,’ zei Gerard terwijl hij met een zuinige glimlach zijn hand op Alains schouder legde. Aarzelend overhandigde hij zijn sleutels aan Alain. Niet veel later belandde Gerards handpalm op de achterzijde van zijn veel jongere vriendin. Alain dacht aan de laatste keer dat hijzelf seks gehad had. Hij kon het zich niet herinneren. Buiten zette Gerard zijn Ray-Ban zonnebril op. Het regende.
Nadat hij begon aan zijn vierde fles Budweiser bier dacht hij aan de oorsprong van hun vriendschap. Elke maandagochtend stoeiden ze in de zandbak van de basisschool. Zonder uitzondering gooide Alain zijn vriend op die dag het zand in. De brede Alain lachtte zo luid dat zijn triomf onmogelijk voorbij kon gaan aan de andere kinderen op het schoolplein. Gerard nam zijn verlies sportief op. Hij had zowel in letterlijke als figuurlijke zin geen poot om op te staan.
Was ik godverdomme maar een acteur geworden dacht hij. Dan had ik ook naar Cannes gekund. Alain opende zijn vijfde bierfles van die avond. Inmiddels was Gerard al een goede acht dagen van huis. Maar het konden er ook vijf zijn, of zeven, of twee, bedacht Alain. Hij had geen idee en sloeg zijn hand voor zijn hoofd. Hij meende de plantjes van Gerard nog water te moeten geven en liep de overloop op, waarna hij de liftknop indrukte. Terwijl de lift afdaalde las hij een naamplaatje waarop stond dat het appartementencomplex tot stand gekomen was door medewerking van Alain Dubois architecten. Hoe was het mogelijk dat de vergetelheid zich nadrukkelijker aftekende rondom iemand die een wezenlijke bijdrage geleverd had aan de maatschappij, dan om een middelmatige acteur?
Tot zijn verbazing zag hij dat de laatste druppeltjes water van de vorige beurt nog door de grond moesten zakken. Alain zuchtte. Zachtjes vielen er tranen uit zijn ogen. Hij staarde naar een kaart van Afrika aan de muur. De kaart hing er al een tijdje, maar juist nu trok hij Alains aandacht. De landsgrenzen vervaagden, net als de lijnen die reliëf in het noorden suggereerden. Het oosten van Afrika transformeerde in het gezicht van een oude man. Het westelijke deel leek op een zware, onidentificeerbare last.
Bij het kijken naar de kaart voelde hij afkeer door zijn lijf gutsen. Hij besefte dat de relatie tussen hem en Gerard, die op papier vriendschap genoemd werd, niet de vriendschap kon zijn waar hij naar verlangde.
Hij verlangde naar de zandbak waar het verschil in kracht tussen beiden aangetoond werd en Alain overheerste. Hij verlangde er heimelijk naar om Gerard dood te zien. Maar het meest verlangde hij nog naar een willekeurig persoon die hem zou zeggen: ‘Ik hou van je’.
Alain keek in de spiegel. Hij realiseerde zich dat Gerard en hij net zo goed vijanden hadden kunnen zijn. Wat betekende vriendschap überhaupt? Vriendschap was niets minder dan een sociaal construct dat voorkwam dat emoties als haat en afkeer uitliepen op een conflict. Normale vrienden begroeten, feesten en drinken met elkaar. Maar neemt dat weg dat de onderliggende haat en afkeer verdwenen is, alleen omdat de band bezegeld is met het plakkaat vriendschap en men elkaar vriend noemt? Nee, dacht Alain. Hij stelde vast dat zijn band met Gerard de meest waarachtige vriendschap kon zijn, juist doordat ze dit soort vriendschappelijke gezelligheid vermeden. Denken over vriendschap was als een soort spiegel die de hypocrisie van de mens weergaf. Vijanden zijn de eerlijkste vrienden.
‘Ik hou van je, Alain Dubois,’ zei hij zo zacht dat hijzelf het amper horen kon.
Het kind kwam, niet wetende wat hij met zijn bestaan aan moest, in hem naarboven. Snikkend kwam Alain tot de conclusie dat hij gevangene was van een door hemzelf geconstrueerd leven.