Edward herleest met Vuurlanders tien boeken van zijn vergeten lievelingsschrijver
LIEVE, LIEVE OPA’S
Edward van de VendelVroeg in januari van het jaar 1996 las ik mijn eerste boek van de nu bijna vergeten schrijver Alfred Kossmann. Aan het eind van datzelfde jaar las ik het laatste. In de tussentijd was ik verslingerd geraakt.
Ik schreef hem in 1997 een bewonderende brief, die hij beantwoordde met een gracieus bericht, met daarin onder andere de zin: ‘Ik hoop ooit ook uw werk te lezen en mooi te vinden’.
In 1998 overleed hij.
Nu wil ik, samen met tien Vuurlandschrijvers die elk voor het eerst een Kossmanntitel tot zich nemen, onderzoeken waaróm ik zo vrolijk geobsedeerd raakte door zijn werk. Gevaarlijk wel: kunnen zijn controversiële boeken nog in deze tijd? Zijn het niet vooral oude mannen-verhalen? Of is zijn speelsheid nog altijd speels?
Vandaag: Lieve, lieve opa’s (1994), het enige kinderboek van Alfred Kossmann, met tekeningen van kunstenares Marianna Sligting. Over een tegendraadse opa die aan zijn kleinkinderen over zijn éígen lelijke opa vertelt.
Will Kranendonk las het boek met me mee, en we schreven er elkaar een mail over:
Lieve Edward,
Toen ik Lieve, lieve opa’s een paar weken geleden in de bus kreeg, was ik verrast over de kleurrijke voorkant, en ik had dan ook veel zin om te beginnen met lezen. Maar, toen ik op een avond in bed kroop en zin had in een warm, avontuurlijk kinderboek, kwam ik van een koude kermis thuis (om hier maar even een cliché te gebruiken).
Want dit prentenboek is allesbehalve lieflijk, het is eerder bruut, het verhaal springt van de hak op de tak, er is een geit, een brand, een verzorgingshuis en een lelijke, héle lelijke opa.
Ik las het verhaal met verbazing, en dan heb ik het nog niet eens over de tekeningen gehad. Die zijn gemaakt door Marianne Sligting, een bekende kunstenaars, en bevatten enge figuren die nauwelijks op mensen, maar eerder op een soort monsters lijken.
Tijdens mijn master jeugdliteratuur heb ik geleerd dat de jaren ’80 en ’90 (het boek is gepubliceerd in 1994) gezien kunnen worden als de bloeiperiode van het kinderboek, omdat op dat moment schrijvers de vrijheid begonnen te nemen om verhalen te maken die niet enkel educatief waren, maar bovenal literair. Het kinderboek bevrijdde zichzelf van het zichzelf opleggende moralistische juk. Met die blik naar Lieve, lieve opa’s kijkend, zie ik wel wat Kossmann geprobeerd heeft. Hij wilde, denk ik, laten zien dat jeugdverhalen niet enkel schattig en lief hoeven te zijn, maar ook eng en vreemd, niet enkel leerzaam, maar ook vermakelijk en verbazingwekkend. Lieve, lieve opa’s neemt een kinderlijke lezer in die zin zo serieus dat Kossmann ervan uitgaat dat hij/zij/hen het verhaal kan waarderen om de absurde elementen. Ik weet niet of pedagogisch medewerkers het eens zijn met dit inzicht, het verhaal is en blijft griezelig, maar toch kan ik me voorstellen dat wat oudere kinderen hard kunnen lachen om alle gekkigheid in het prentenboek, zoals de geit in de boom.
Wat vond jij ervan, lieve Edward? Je hebt vele gelauwerde titels op je naam staan. Hoe kijk jij naar dit vreemde verhaal?
Alle liefs!
Will
Lieve Will,
Ik kan niet anders dan instemmen met wat je schrijft over Lieve, lieve opa’s. Het is het enige dat Kossmann ooit voor kinderen publiceerde, tenzij je de huilliedjes uit zijn dichtbundels (zie wat ik daar in antwoord op Elisa’s mail over schreef) meerekent. ‘Een prentenboek’ noemde de uitgeverij het, maar dat genre is meestal voor kinderen van een jaar of vier, vijf. Lieve, lieve opa’s zou ik ver houden van vierjarigen, want de tekst is veel te lang, veel te cynisch, veel te gelaagd. Een prentenboek heeft meestal ook platen waar een kind van die leeftijd iets in kan herkennen, of, naar verwachting, graag naar kijkt – de tekeningen van Marianne Sligting zijn krasserig, lelijk en vaak doodeng. Niet voor niets heeft ze na dit experiment nooit meer teksten voor kinderen geïllustreerd.
Maar lollig is dit boek wel. De eerste zinnen zijn:
Mijn opa was een lelijke man. Wat lachen jullie nou. Hij was echt erg lelijk.
Degene die hier aan het woord is, is zelf ook opa, hij heeft het tegen zijn kleinkinderen:
Kijk maar eens in de spiegel voor jullie mij uitlachen. Als ik niet in een rolstoel zat… Maar ja, ik heb nu eenmaal beloofd op jullie te passen.
Maar je zult maar zo’n grootvader hebben:
Zíélig zijn jullie. Je moeder is met de Kerstman naar Benidorm. Je vader is misselijk het huis uit gevlucht omdat hier teveel uien worden gegeten, al jullie ooms en tantes zijn dood, jullie oma (mijn lieve vrouw) zit in de gevangenis omdat ze zakken rolde, de buren hebben hun huis in brand gestoken en zijn gevlucht voor jullie pesterijen, de televisie is stuk en jullie zijn te dom om een spelletje te verzinnen of een boek te lezen.
Meteen erna barst Kossmann (of de opa die hij verzonnen heeft) los met allerlei krankzinnigheid, om aan het eind van het verhaal uit te vinden dat de kinderen helemaal niet geluisterd hebben en in slaap zijn gevallen.
De laatste zinnen luiden dan:
Jullie liggen achterover in je stoel en jullie slapen. Met jullie monden wijd open! Jullie snurken. Het lelijkste geluid dat er is. Dat vind ik echt het lelijkste geluid in de hele wijde wereld.
Wat heeft Kossmann bezield? Ook als auteur voor volwassenen kennen we hem als iemand die zich niet aan tekstconventies hield – zie onze vorige leeservaringen – en dit verhaal had een vrolijke bijdrage in een bundel voor zijn gebruikelijke publiek kunnen zijn. Maar we weten dat hij het op verzoek van de tekenares schreef, die fan was van zijn werk en wilde weten wat hij voor een jong publiek zou maken. Uit de tekst valt te vermoeden dat Kossmann er plezier in heeft gehad, maar was dat ook zo? En was hij tevreden? Net na het verschijnen van Lieve, lieve opa’s sprak Cornald Maas er in de Volkskrant met hem over. Kossmann: ‘Ik heb kinderen noch kleinkinderen, ik heb in geen veertig jaar een woord met een kind gewisseld. Dit verhaal heb ik geschreven vanuit herinneringen aan mijn eigen kindertijd. Ik hield toen verschrikkelijk van flauw.’ Maar, zegt hij, ‘Lieve, lieve opa’s is tevreden over me. Dat verhaal zegt: goed gedaan, jongen.’ Bovendien: ‘Ik ben dol op het bespottelijke. Het zou me kinderachtig blij maken als ze dit geen knoeiwerk vinden en ik via zo’n enorme omweg erkenning zou krijgen. Misschien verdien ik wel een Griffel!’
Een Griffel kreeg hij er niet voor, en dat lijkt me ook terecht. Ik heb de tekst al lollig genoemd, maar zijn eigen kenschetsing ‘flauw’ is net zo goed een woord dat past. Ik ben zelf niet zo’n fan van kinderboeken waarin je vooral een verzinnende auteur aan het werk ziet en minder iemand die op z’n minst probeert (met eigenzinnigheid, dat wel graag) iets te maken wat bij meer dan een héél select groepje kinderen zou kunnen resoneren. Ik zou Lieve, lieve opa’s, vooral ook door het beeldwerk, nauwelijks aan een kind durven geven, niet vanwege de inhoud, maar omdat ik simpelweg denk dat de meeste kinderen er niet veel aan zouden vinden. Toch was de kritiek indertijd opvallend mild. Het Algemeen Dagblad schreef weliswaar: ‘Het resultaat […] is bizar, vernieuwend van mentaliteit en aanpak, maar is niet op alle fronten even logisch uitgewerkt. Het vertoont de onwaarschijnlijkheid van een voor de vuist weg verteld verhaal.’ Maar eindigde toch met: ‘Een bijzonder boek.’ De Volkskrant: ‘Het biedt in de eerste plaats pretentieloos amusement waarbij Kossmann zelf, dat is evident, gelikkebaard moet hebben. Met Marianne Sligting maakte hij beslist het meest onfatsoenlijke kinderboek in jaren.’ En een enthousiaste NRC meldt: ‘Uit dit boek stijgt een zacht gegiechel op. […] Wat een gek boek. […] …zo luchtig en vermakelijk opgeschreven en zo kleurrijk geïllustreerd dat men volledig vrede heeft met deze lelijke, vieze, zielige wereld. Sterker nog: het is fijn dat de wereld zo vies en lelijk is. We zouden hem niet eens meer anders willen.’
Lieve Will, het spijt me dat ik jou een uitstapje van Kossmann te lezen heb gegeven. Misschien helpt het nog om te weten dat deze tekst ervoor zorgde dat Kossmann na vier jaar ‘droogte’, waarin hij dacht uitgeschreven te zijn, weer op gang kwam als schrijver?
Hoe dan ook – ik hoop dat je toch nog eens een échte Kossmann zou willen lezen. En niet alleen een ginnegappende.
Groetjes,
Edward
P.S.: Kossmann beschouwde zichzelf overigens in zijn volwassen werk ook als een ‘humoristisch’ auteur. Om dit te onderstrepen citeerde hij in het gesprek met Cornald Maas het grafschrift dat hij op vijftienjarige leeftijd voor zichzelf verzonnen had:
Hier ligt A. Kossmann,
nu eindelijk los van
A. Kossmann.