Een dag van tevoren hadden bots de villa versierd. Boven de deurpost hingen slingers en papieren bloemen. Spotlights wezen naar de verzameling kunst en antiek die door de villa was verspreid. Op voetstukken in Romeinse stijl lagen een roze klaptelefoontje, een Griekse vaas met een barst, een hologram van de laatste presidentiële verkiezingen, een parelmoeren Duitstalige Bijbel, een verzameling trouwringen en een luciferdoosje dat sinds de Eerste Wereldoorlog nooit was geopend.
Aan de muur hingen foto’s door een bekende Aardse fotografe. Sinds haar kindertijd had ze in de vroege ochtend afval gesorteerd om haar familie te onderhouden, en op een dag vond ze tussen het schroot een werkende camera. Van elk knopje leerde ze de betekenis. Ze overkwam haar verlegenheid via de lens, een derde oog waarmee ze haar wereld niet alleen zag maar ook bewaarde.
Haar bekendste foto had ze in de nacht genomen. Natuurgebieden en parken werden streng bewaakt maar ze kende één van de soldaten. Ze klom in de hoogste boom en richtte haar camera naar boven. De vervuiling had een deken over de sterren geworpen maar de lichten van de Lunaire steden fonkelden door de smog heen. Lunaire mensen keken graag naar foto’s van de Maan, vooral wanneer deze door Aardelingen gemaakt waren.