I.
(de foto waarop je tussen de spelletjeskast
en de muur zit ingeklemd)
(de foto waarop je kiezels toevoegt
aan je stenenverzameling)
II.
achter de rug van iedere moeder ligt een fotoboek waarin je ouderlijk huis tot op het detail is vastgelegd. afgelopen zomer ging je voor het eerst terug naar de straat waar je bent opgegroeid. je was jong toen je verhuisde, herinneringen waren nog als melktanden: ze vallen uit en je kunt ze bewaren, maar ze zullen nooit meer op een natuurlijke wijze teruggroeien, nooit hun oorspronkelijke vorm aannemen.
soms denk je terug aan de jaren waarin je ervan overtuigd was dat er een spreeuw in de boiler woonde. steeds als je bijna in slaap viel, hoorde je het getik tegen de metalen binnenkant. toen je hem een langere periode niet meer had gehoord, heb je zelfs eens een bakje water en een sinaasappel voor de boiler neergezet. als je oma ziek was moest je haar ook fruit brengen, met name citrusvruchten waren gezond. nadat je later besefte dat spreeuwen niet op water en sinaasappels kunnen leven, werd je simpelweg bang dat het tikken de voorbode van een ontploffing zou zijn.
op de foto’s kun je zien dat de voordeur olijfgroen was en de vloer op kurk leek. de meeste straten zijn rechte lijnen met aan weerszijden woonhuizen, maar deze straat was cirkelvormig. langs de randen van de cirkel groeiden uitlopers, kriskras kronkelden de wortels het dorp in, op zoek naar het chloorwater waar je je a en b diploma haalde, de supermarkt die ’s ochtends naar kaiserbroodjes rook, de basisschool, de bibliotheek, en de ijssalon die in de loop der jaren driemaal van naam veranderde maar die iedereen steevast bolleton bleef noemen.
na het avondeten fietste je langs alle huizen waar kinderen woonden, om te vragen of ze buiten mochten spelen. soms fietste je zo hard rondjes dat er een kleine wervelwind ontstond, in het oog woonde het kind dat de laatste happen uit een bakje hopjesvla nam. je speelde buskruit tot de lantaarnpalen aangingen. nooit vroeg je je af of er nog ergens iemand verstopt zat.
de randen van de cirkel waren begroeid, dat weet je nog. de puberteit liep af, maar de baardgroei bleef. donkere krullen staken boven de ramen uit. in de knopen maakten vogels hun nest. na het scheren vond je soms gebroken eieren op de grond. voorzichtig rolde je ze in keukenpapier, om ze daarna in de vakjes van je letterkast te bewaren. de letterkast heb je nog, de eieren niet.
in de kantlijn van de cirkel stonden de huizen die je alleen bezocht als je kinderpostzegels verkocht, of met een plastic zak snoep ophaalde voor nuujjaor zeut. onder je matras legde je de opgehaalde mini-milkyways, voor als je niet kon slapen. je geloofde dat als de melkweg op zou eten er niets anders dan slaap zou zijn, jij niets anders dan een omhulsel waarin dromen zich vrij konden bewegen, botsend tegen de binnenkant van het lichaam dat groeide als je de hik had, of in elk geval: zolang je daarin geloofde.
III.
(de foto waarop je een lege voetbal
uit de struik probeert te halen)
(de foto van de handen, vooral de handen
vergeet je niet)