Tussen de muren: zeven verhalen van zeven schrijvers over de bewoners van een studentenkamer

67

Witte salie

Emma Stomp

Op de dag waarop Ivan de sleutels van de kamer op de Lindenlaan kreeg en besloot dat de rode bank het beste in de hoek stond, de eettafel bij het raam, waren de bladeren aan de bomen nog groen. Tijdens het tillen van de verhuisdozen viel meermaals het woord ‘Indian Summer’, ook al was een van zijn vrienden van mening dat er van zoiets in Nederland geen sprake kon zijn.

Na de flesjes bier en prosecco uit plastic bekers, na de curry uit de witte plastic bakken kon zijn moeder hem niet loslaten tijdens het afscheid. Ze zei dat er iets raars was met de ruimte, en adviseerde hem om witte salie te roken. Ivan schudde slechts zijn hoofd, want hij had nooit geloofd in de rook die alle boze geesten uit het huis zou verjagen.

Iedereen in het dorp was verbaasd toen Ivan besloten had om rechten te gaan studeren, de meeste bewoners vonden filosofie of geschiedenis beter bij hem passen, biologie had ook nog wel gekund. Het idee was tot Ivan gekomen tijdens een lange fietstocht, hij had de opties nog een keer overwogen en dacht aan een documentaireserie die hij had gezien over mensen die onschuldig vastzaten, aan iedereen die geen eerlijk proces had gekregen. Na de bocht bij de molen was de beslissing genomen.

Toen zijn moeder en vrienden eindelijk afscheid hadden genomen en Ivan de deur van zijn nieuwe studentenkamer achter zich dichttrok kreeg hij het gevoel dat hij voor het eerst in lange tijd adem kon halen. Hij legde zijn studieboeken op de rand van de eettafel, stelde zich voor hoe hij er in het ochtendlicht van alles zou leren. Met elke wet die hij zou doorgronden kwam hij dichterbij zijn doel.

Zijn eerste college was de volgende dag al. Het rode, stenen gebouw torende boven hem uit. In de eerste instantie kon hij de weg niet vinden, de bordjes in de gangen die uit allerlei letters en cijfers bleken te bestaan wezen allemaal een andere kant op. Hij liep drie keer hetzelfde rondje tot hij met een rood hoofd de deur van de juiste collegezaal opentrok, met gebogen schouders de zaal binnenliep terwijl vijfhonderd paar ogen hem geamuseerd of licht geïrriteerd aankeken.

Na het college zat er niets anders op dan terug naar huis te keren, Ivan had zo verbeten naar zijn collegeblok gestaard dat het niet echt van sociale interacties gekomen was. In zijn kamer dacht hij aan de woorden ‘schaduw’ en ‘fontein’, hoe die woorden ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hadden maar die je toch in één zin kon gebruiken. Hij viel in slaap op de bank, werd juist wakker op het moment dat de zon verdween achter de huizenblokken en bomen. Hij moest maar eens boodschappen gaan doen.

’s Avonds belde zijn moeder, ze vroeg zich af of hij nog genoeg vitaminen binnenkreeg en of hij al aan de witte salie had gedacht. Ivan schudde meermaals zijn hoofd, bedacht toen dat zijn moeder dat natuurlijk niet kon zien en zei toen dat hij ’s ochtends jus d’orange dronk. Hij beloofde de witte salie te overwegen, al wist hij dat hij het niet zou gaan doen. De kamer voelde voor hem precies goed, als iets waar hij altijd naar had verlangd. Misschien kwam het omdat hij zich er niet alleen voelde, alsof iets of iemand hem gezelschap hield. Hij overwoog een paar planten te kopen voor in de vensterbanken, de muur achter de bank blauw te schilderen. Hij had de hele zomer in de bloemenvelden gewerkt om geld te sparen.

Omdat hij de volgende ochtend werkgroep zou hebben zette Ivan zijn wekker en kroop hij voor zijn doen vroeg in bed. Maar toen hij ’s ochtends wakker werd was er iets vreemds aan de hand, hij zag het gelijk aan hoe de zon stond. Zijn wekker was niet afgegaan, de wijzers maakten hem duidelijk dat het half tien was. Hij controleerde of zijn wekker misschien stuk was, maar er bleek niets aan de hand te zijn. In theorie zou hij de werkgroep nog kunnen halen, het was nog geen kwartiertje fietsen naar de universiteit. Maar toen dacht hij weer aan alle studenten die hem gisteren aan hadden gestaard, hij wilde niet bekend staan als de student die de hele tijd te laat kwam. Hij besloot zich ziek te melden. De rest van de dag werd besteed aan plantjes bij het tuincentrum kopen. Voor de vorm poetste hij de ramen tot ze blonken.

Ivan besloot dat het geloofwaardiger zou zijn om zich voor de rest van de week ziek te melden, want wie was er nou één dag ziek? Bovendien had hij van zijn neef gehoord dat de eerste weken van een nieuwe studie niet zoveel voorstelden, Ivan zou niets missen.

Wanneer hij ’s avonds in slaap viel leek het net alsof iemand langs zijn wang streek.

In de daaropvolgende dagen hing hij posters op, vond hij bij het grofvuil een lamp die precies in de kamer leek te passen, net als een eikenhoutje nachtkastje waarvan de deur een beetje scheef hing. Toen hij ’s ochtends wakker werd zag hij dat het deurtje recht hing. Hij snapte niet hoe dat kon, er was niemand in de kamer geweest.

Op maandag besloot Ivan weer naar college te gaan, alleen kostten alle handelingen hem de grootst mogelijke moeite: zijn blouse aantrekken, zijn tanden poetsen, alsof iemand hem aan zijn voeten beetpakte en maar niet wilde loslaten. Uiteindelijk lukte het hem toch om de trap af te dalen en zijn fiets te pakken.

Eigenlijk was Ivan van plan een baantje te gaan zoeken, zijn spaargeld was niet toereikend. Hij wilde ook mensen leren kennen, na het college de kroeg ingaan, meisjes versieren. Die gedachten werden langzaam uitgegumd wanneer hij de kamer binnentrad.

Weer een wekker die ’s morgens niet afging. Nog altijd waren er geen gebreken te zien. Het lukte hem niet om zijn studieboeken open te slaan, ’s nachts droomde hij van glow in the dark-sterren die naar beneden vielen en een meisje dat in de hoek van de kamer stond en hem aanstaarde. Rondom haar navel stond in zwarte letters ‘gefeliciteerd’ geschreven.

Er was een bezorgde mail van zijn studieadviseur waarin ze hem vroeg om te gaan praten, Ivan had nu al twee werkgroepen gemist, kwam meerdere malen te laat. Als het zo doorging zou hij zijn studie niet halen. Was er misschien iets waar de universiteit hem bij kon helpen? Hij stond op het punt om te antwoorden, maar toen werd zijn arm plotseling met een ruk naar achteren geduwd. Hij klikte de mail weg en klapte zijn laptop dicht. Een koude windvlaag streek langs hem heen, duwde hem zijn stoel uit. Het volgende moment zette hij koffie in de keuken. Het pruttelende geluid van percolator stelde hem gerust.

Hij bracht middagen liggend op het kleed door, verhuisde later naar de bank, keek naar de wolken die voorbij dreven. Zolang hij in deze kamer bleef was alles goed.

Zijn vrienden belden, zijn moeder belde, maar er leek geen energie in zijn armen te zitten. Hij zou later wel terug bellen.

Soms, als hij lang naar hetzelfde punt staarde zag hij met meisje met het rode topje staan. Zodra hij met zijn ogen knipperde was ze verdwenen.

Hij luisterde overdag naar Jimi Hendrix en The Rolling Stones, het aansteken van wierook bleek een uitstekend idee. ’s Ochtends dronk hij zijn zwarte koffie bij het raam, ’s avonds een paar goedkope biertjes die hij liet bezorgen, want er leek geen enkele reden te zijn om zelf nog boodschappen te doen. Als hij frisse lucht wilde kon hij ook het raam openzetten. De bezorgers belden tweemaal daags aan. Hoeveel weken woonde hij hier inmiddels? Hij wist het niet meer.

Als hij de muziek uitzette leek het alsof hij een meisje hoorde zingen.

Zijn huisgenoten klopten niet langer op zijn deur, er waren al dagen geen telefoontjes meer binnengekomen. Misschien was zijn telefoon trouwens wel leeg. Waarom had hij zich eigenlijk ingeschreven voor een rechtenstudie? De serene rust was alles wat hij nodig bleek te hebben.

Een bons op de deur, nog een paar kloppen, en toen was er de deur die plotseling openvloog. Zijn moeder liep met een paar van zijn vrienden de kamer binnen. Zijn moeder had tranen in haar ogen, haar lippenstift stak fel af tegen haar verder bleke gezicht. Ze vloog hem in de armen. ‘Oh Ivan, Oh Ivan, je leeft nog. We maakten ons zo erg zorgen.’  Hij zou zweren dat hij een meisjesstem hoorde roepen dat ze hem niet alleen moesten laten toen hij de kamer uit werd getrokken, de trap af, naar buiten, het zonlicht in.

Het zou een etmaal duren voor de betovering verbroken was. Een etmaal waarin Ivan erachter kwam dat hij zijn studie dit jaar niet zou gaan halen omdat hij te veel vakken had gemist. Zijn spaarrekening was zo goed als leeg. Op de dag dat hij zijn spullen weer in de verhuisdozen stopte en de plantjes van de vensterbank haalde, liet de zon zich niet langer zien.

‘Sorry dat ik je alleen laat,’ zei Ivan voor hij de deur dichttrok. Hij voelde een koude windvlaag langs zich trekken.