Vandaag nam haar grote liefde een andere route naar huis. Een omweg was het. Door de polder, over het spoor en daarna langs de grote vijver. Hij houdt van fietsen. Ciska prentte het zich goed in. Straks zou ze het uitschrijven in haar schrift. Het was het zoveelste pluspunt dat Remco bezat. Het was aanvankelijk de bedoeling geweest zijn voor- en nadelen tegen elkaar af te strepen, zodat ze wist of haar gevoelens klopten, maar ze had nog niets negatiefs over hem kunnen bedenken.
Ciska fietste achter Remco aan, op veilige afstand. Dat hoopte ze tenminste. In de polder kon je niet zomaar in een deurpost wegduiken of zo. Maar zolang de afstand tussen Remco en haar zo groot was dat ze hem alleen herkende aan de kleur van zijn gele jas, nam ze aan dat voor hem hetzelfde gold. En zij droeg alleen maar zwart en grijs, dus ze kon in principe iedereen zijn.
Zo mocht hij natuurlijk niet over haar denken, dat ze in principe iedereen kon zijn. Ze moest mega super speciaal voor hem zijn. Ciska hoopte vurig dat hij minstens om de dag van haar droomde. Dat hij lagere cijfers haalde omdat hij steeds naar haar keek in plaats van naar het bord. Dat aan zijn schermtijd af te lezen viel dat hij verliefd was. Omdat hij steeds verwachtte dat ze een appje had gestuurd, hoewel ze eigenlijk nog nooit met elkaar hadden gesproken. Zo ging het bij haar wel. Ze betrapte zichzelf er meermaals op dat ze zelfs haar WhatsApp checkte, als ze in hetzelfde lokaal zaten. Ze was twaalf, ze was nooit eerder verliefd geweest op een jongen. Dat kwam natuurlijk doordat ze niet aan onware liefdes deed. Ze kende alleen ware liefde. Remco was de ware.
Hij fietste sloom vandaag, alsof iedere trap die hij zette volgde op een aarzeling. De wind kon het niet zijn, die blies flauw van opzij. Misschien viel de liefde hem zwaar. Hij was natuurlijk ook verliefd op haar, daar twijfelde Ciska niet aan. Ze hadden al best wel geflirt, op zich. Niet opzichtig, zoals onware geliefdes doen. Juist heel subtiel en waardig. Dan bleef hij over bij gym omdat niemand hem in zijn team wilde, en dan koos hij voor haar groepje. Of dan liep hij in de pauze een beetje door de aula te dolen en dan ging hij vlak bij haar clubje zitten, zonder te eten. Haar vriendinnen begonnen dan te smoezen dat die creep weer naar hen zat te loeren. Maar dat was echt onzin.
Ten eerste zat hij helemaal niet naar hen te loeren. Hij loerde naar haar, naar Ciska, dat wist ze zeker. Ten tweede was Remco helemaal geen creep. Hij was echt heel aardig, dat voelde je gewoon aan alles. Als je je een beetje in hem zou verdiepen tenminste. Maar niemand deed dat. Iedereen noemde hem ‘Remco de creep‘ omdat hij wat stiller was en vaak met zijn vingers knakte. Of ‘Hooibaal Remco’ doordat zijn springerige haar die sukkels deed denken aan strootjes. Liever een hooibaal dan een koeienvlaai!, zou ze wel tegen die gelhoofden willen roepen. Dat deed ze dan weer niet. Het waren ten slotte haar eigen vrienden die dat soort dingen riepen. En bij subtiele, waardige, ware liefde werd niet geschreeuwd.
Trouwens, Remco was zo sexy dat hij zich er niets van aantrok. Als Ciska zo vaak werd uitgescholden, zou ze al lang in huilen zijn uitgebarsten. Remco niet. Remco hoorde het aan, knakte nonchalant met zijn vingers en liep door. Remco was perfect.
Dat moest ze hem wel eens een keer gaan vertellen. Ze wist best dat ook aan ware liefde gewerkt moest worden. Maar waarom moest zij dat nou weer doen! Hij is afwachtend. Een klein minpunt om te onthouden. Hoewel, eigenlijk is afwachtend zijn gewoon bedachtzaam zijn. Remco dacht altijd goed na over dingen. Pluspunt: Hij denkt goed na. Zie je wel, dan kon ze dat minpuntje alweer wegstrepen.
Nu maar hopen dat er geen trein aankwam, want hij was al bijna bij de overweg. Als de spoorbomen dan precies dicht gingen zou hij moeten stoppen en dan liep (fietste) ze te snel op hem in. Dat zou nogal ongemakkelijk zijn. Wat kon ze zeggen? Hallo, jij ook hier? Voor de zekerheid begon ze langzamer te trappen. Een tractor haalde haar in en de luchtstroom die hij opwekte deed haar bijna van de fiets vallen. Ploert! riep ze terwijl ze haar stuur recht trok. Geen idee waar dat woord nou weer vandaan kwam. Ze was raar, dat besefte ze heel goed. Het was maar goed dat Remco buiten gehoorafstand fietste. Opeens vond ze zichzelf verschrikkelijk dom, dat ze er zomaar vanuit was gegaan dat hij ook op haar viel.
Remco kon gelukkig het spoor over zonder te hoeven wachten. Maar natuurlijk! Nu begonnen bij haar de bellen opeens te schellen. De slagbomen gleden tergend langzaam dicht. Ze kon nog niet eens een trein aan zien komen. Toch moest ze afremmen. Stilstaan. En daar ging haar grote liefde! Hij werd steeds kleiner. Niet beseffend dat hij haar achterliet zoals onware geliefden doen.
Toen de trein weg was en de spoorbomen opengingen, sjeesde ze de overgang over. De bellen waren nog niet eens gestopt met lawaai maken. Gevaarlijk, maar haar ouders waren toch niet in de buurt en wat is nou erger? Liever een gebroken hoofd dan een gebroken hart. Want ze zou hem nú verkering gaan vragen. Nooit mocht er meer iets tussen hen inkomen. Ook geen trein dus. En als ze verkering hadden konden ze gewoon naast elkaar fietsen. Dan moest ze hem wel eerst terug vinden, want hij was uit haar zicht verdwenen door die stomme rottrein. Maar Ciska was hem al vaak genoeg gevolgd naar huis. Om thuis te komen moest hij langs de grote vijver fietsen. Eerst rechtdoor en dan linksaf dus. Ze stond op de trappers.
Het zweet liep over haar slapen. Daar was Remco, op het gras rondom de vijver. Zijn fiets had hij op de standaard gezet. Zijn rugzak lag open op de grond. Als ze het goed zag had hij een plastic zak in zijn handen. Het schatje! Waren die stomme gelkoppen nu maar hier. Dan zouden ze zien wat hij met het brood deed dat hij niet opat in de pauzes. Hij voert de eendjes. Een pluspunt natuurlijk. Ze had heus wel gehoord dat er ook allerlei nadelen zaten aan het strooien van brood, maar dat iemand het karakter had brood te voeren, was alleen maar fantastisch. Dat anderen zich nou niets aantrokken van al die waarschuwingen om het niet te doen, daar was Remco ook niet verantwoordelijk voor.
Eigenlijk had Remco zo veel pluspunten dat hij één grote plus was. Ze stapte ruim voordat ze bij hem was van haar fiets af en besloot met het stuur in haar handen langzaam naar de vijver te lopen. De flauwe wind blies steeds dezelfde haarstreng in haar oog, maar ze deed er niets aan. Ze had wel andere problemen. Ze ging hem verkering vragen! Haar hart klopte in haar keel.
Het moet haast wel daarom zijn, door die spanning en die vlinders in haar buik, dat Ciska heel lang niet snapte wat ze zag gebeuren toen ze dichterbij kwam. Zonder roze bril op, had ze gezien dat de broodzak in Remco’s handen leeg was. Dat hij een wit eendje van achteren besloop. Vastgreep. Dat hij vastberaden maar klungelig de zak om het dier probeerde te trekken alsóf het een brood was. Pas jaren later zou ze beginnen te begrijpen dat macht en machteloosheid twee tegengestelde punten zijn op een eeuwig draaiende bol.