oma raapt voorovergebogen handenvol noten op

pelt er zwarte bolsters vanaf en weekt

vruchtvlees in manden warm water zacht

op straat rennen mannen marathons aan hazentempo

wanneer ze een glaasje amaretto aan haar notelaar

op de ronde tafel naast de stapel modebladen plaatst

ze schikt zoute chips en olijven in lookolie er

rommelt met kommetjes en borrelnoten in het rond

ze wachten in schaaltjes op smakken en slikken

in ademnood sleept ze de plastic tronen aan tafel

nipt van likeur en knikt: ook vandaag

heeft de leugen een gezicht gekregen

binnen scharrelt de ander, een man die ze eens

als de hare aansprak, in cirkeltjes

hij kijkt op door de ruit op de tuin uit gaat niet

naar buiten voor zijn eega paden door de noten baant

maar haar armen rapen in nat gras

enkel noten en geen mensen meer op