vader smeert met speeksel de vingers kleverig

bladert aan tafel door de weekendkrant als een telefoongids

de wereld heeft weer koorts vandaag

vaders van neven en exen verzamelen metalen doodshoofdjes,

verjaardagskaarten, pornobladen vol verlepte beloften en dorpskerkprenten:

in gemeentearchieven diepen ze hun hoop en heimwee op

de mijne stapelt slecht nieuws naast gaspitten op het oude fornuis

propt de sportkoppen tot rozen, zet ze in vaasjes op tafel

we lepelen pompoensoep in diepe borden waaronder roddels

het heet delfts keramiek van broos eikenblad scheiden

in verre landen vechten gangsters met elkaar in winkelstraten

grijpen mannen naar staten, wij steevast net naast

neppuppy’s, glitterspringballen en neondobbelstenen

in blitse gokmachines op dorpskermissen

enkel bergen, nepgrenzen en wederkerig onbegrip slaan kloven

een magere beek haakt een linker- en rechteroever aan waar

nieuws geschreven en gelezen wordt

ik omcirkel elke ‘e’ in gazetten om aan letters te wennen

in help, verven en ellende tel ik ze en turf scheve streepjes

langs de kant

vader werpt zeven weekendkranten achtereenvolgens op elkaar

rijt met knipmes een homp brood in sneden, scheurt kontjes tot brokken

de rotsen van gist en roggemeel kraken in zijn vingerkoten

hij las al vierenveertig min kinderonbegrip keer de krant

stooft erna seizoensgroenten gaar ik lik en lepel tevreden

 tussen gelaten stapels de borden leeg, laat geen enkel restje over