De lucht is milder geworden door de namiddaggloed. Ik kan doorheen het keukenraam kijken zonder te knipperen. Valavond hangt al om ons heen en houdt subtiel onze zinnen langer vast. Kleine Stan zit bij zijn oma op de schoot. De tafel mooi opgedekt, alsof we een verjaardag vieren. Op de kruin van het jongetje geeft ze kussen. Otto’s zus zit naast haar. Marie heeft bolle wangen en hertenwimpers die haar ogen wijd opensperren. Het lijken doorzichtige kijkkasten, zonder geheimen. Oma praat veel tegen Stan. Ze stelt hem vragen die ze daarna zelf beantwoordt. ‘Ga je dadelijk met peter Otto naar het strand?’ Ja, dat is pas fijn!’ Ze bindt haar armen strakker om zijn dik buikje, legt haar kin over zijn schouder. Ik stel me de warmte voor, de trage ademhaling van een peuter die tevreden is. Dan zegt ze op fluistertoon: ‘En gaan we de zon straks slaapwel wensen? Zien hoe ze gaat slapen in de zee?’ Marie en Otto horen het vertederd aan. Het is vreemd hoe een hardvochtige vrouw plots onvoorwaardelijke warmte toont in de nabijheid van een kind. Een kind waar niemand iets van verwacht, dat niets moet doen of zeggen, dat enkel aanwezig is.
‘Bedankt dat je toch nog op bezoek kon komen. Hij is alweer zo gegroeid!’, zegt mijn schoonmoeder. Marie humt instemmend. ‘Goed dat je hem toch nog wekelijks ziet. Ik schrik soms zelf als ik hem na een nachtje uit zijn bed haal.’ Stan sabbelt op een servet met bloemenprint. Soms maakt hij brabbelende geluiden, een herhaling van lettergrepen, en dan luisteren we allemaal in stilte alsof we verwachten dat hij grootste dingen gaat vertellen. ‘O, is het echt?’, vraagt mijn schoonmoeder. ‘Vertel verder, lieverd. We willen alles horen.’
Marie staat op om zijn flesje te maken. Ze bonkt met haar schoenen over de tegels, beweegt haar logge ledematen. Marie heeft brede heupen. Ik krijg de neiging om in haar billen te knijpen, om eens iets zachts in mijn handen te hebben. Iets wat ik kan aaien. Het moet knus zijn om in Maries buik te wonen. Ze stampt over de aarde heen en niets kan haar uit evenwicht brengen. De foetus slaapt met twee ogen toe en lijdt geen kou.