*
Tijdens mijn nachtelijke duik tel ik de minuten die nodig zijn om mijn rituele zuivering te volbrengen. Mijn boetedoening. Gulzig probeer ik de droogte uit mijn binnenkant weg te drinken, maar het koude zeewater maakt me steeds dorstiger. Ik ben als een embryo die weekt in heilzaam vruchtwater, wachtend tot het moment van vervolmaking.
*
Ter hoogte van mijn navel geeft Otto een por. Hij bootst een schopje na, alleen komen die normaal gezien van binnenuit. ‘Hoe voel je je?’, vraagt hij. ‘Je klappertandt.’
‘Hetzelfde als gisteren. Leeg.’ Op mijn buik blaast hij warmte.
‘Is het zo al beter?’
Ik kan de gewichtige zeelucht horen. Ze drukt op mijn ribben, probeert me op te vullen.
Otto kust mijn slaap en zegt dat het zout proeft. Ik antwoord dat dat een goed teken is.