Activist zijn als je neurodivers bent 101

Isa van Rooy

hoe te protesteren als je na een uur al overprikkeld bent de zon in je ogen de blikken van

omstanders prikken in je met warmte volgegoten wangen

mijn loops raken nog net niet mijn cochlea en mijn voeten volgen gehyperfocust het ritmisch

slagwerk van de trommels ik adem drie keer in, elke keer wat dieper voor extra zuurstof

en hou mijn handen gebald om de rood-wit-groen-zwarte vlag die glinstert als een 

watermeloen in een handgeschilderd kleibakje 

tijdens de wandeling ontvouwen allerlei grote

en kleine versies van de vlag                                                       

ze hangen uit de raamkozijnen vastgehouden door handen overgoten met hoop

hoe blijf je elke keer weer terugkeren in die krachtige stroom die door de straten glijdt

licht vangend razend menselijkheid eist 

als het je niet lukt om de winterdekens van je lichaam af te pellen,

je hoofd zo vol met een stroperige substantie die veel weg heeft van appelstroop

zonder zoet te zijn

als je je meer een zuurstofdeeltje voelt dan een persoon

en het moeten blijven opstaan voor dak en brood                                                                 

het idee van een keuze behalve die van werk merk wasmiddel, ijskoffie                                

is ondenkbaar gemaakt                                                                                                       

deze wereld eist van ons we onze lichamen uitputten                                                                     

om ons staande te kunnen houden                                                                                                   

deze wereld eist van ons                                                                                                       

dat we onvindbaar blijven voor elkaar 

als we zien wat niet alleen ons aangaat

wat buiten onze ervaringen afspeelt

maar niet buiten dit systeem,

(we laten niemand achter)

kunnen de kabelverbindingen van onze lichamen

onze vingerkootjes, ellebogen, heupbotten 

elkaar zachtjes prikken

het deeltje dat ik ben en ik hebben onszelf nog niet uit bed weten te wensen maar weten

hoe we onder de dekens die als membranen om ons heen getrokken een telefoon vinden

een video plaatsen

geld overmaken 

geschiedenissen lezen

poëzie erbij pakken

en uiteindelijk vrienden bellen; 

via het ondergronds kabelmycelium vinden we elkaar wel 

mijn bed blijft onopgemaakt, 

we lopen gearmd uit de markt handen uitpuilend van 

kikkererwten, pindakaas, aardappelen, bonen

Dabke, migrerende antilopen, manza xylofonen, Saut d’Eau waterval 

met lang geliefde tradities omweven

worden onze lichamen planeet-rond

als we ons niet kunnen voortbewegen 

in die krachtige stroom die door de straten glijdt

dan laten we de stroom naar ons toe komen 

in de vorm van belletjes die uit de pan omhoog borrelen

als uit de deurkier 

stoom langs buitenlucht strijkt 

en we voorzichtig geklop ontvangen

voetstappen op de deurmat 

die de benauwde kringeltjes aanraken

ondanks het hakkelige gedag zeggen: 

we hoeven elkaars membranen niet af te pellen

om te weten dat we elkaar aarzelend mogen aandrijven.