Vuurland leest

Strafhok

Bea Vianen
Bea Vianen: Strafhok

Uitgeverij: Cossee

Dit boek zijn we nu aan het lezen.

Bestel

Bea Vianen (Paramaribo, 1935 – 2019) was de meest gelezen auteur van Suriname in de jaren zeventig en tachtig. Haar romans Sarnami, hai (1969) en

In Strafhok van Bea Vianen volg je als lezer verschillende personages die allemaal worstelen met de realiteit van het (post)kolonialisme. De verschillende protagonisten leven in hun eigen ‘strafhok’, een klasse waarin ze gedwongen worden te blijven, bij hun eigen ‘ras’ en ‘soort mensen.’

Ik vond het een pijnlijk boek om te lezen, omdat de personages worstelen met het leven dat hen van buitenaf, door het (post)koloniale systeem, is opgelegd. Zo volgen we Nohar, die verliefd is op twee vrouwen, met verschillende etnisch-culturele achtergronden. Nohar voelt de druk van zijn ‘strafhok’ om met een Hindoestaanse vrouw te zijn, omdat hij zelf ook Hindoestaans is, maar hij is eigenlijk verliefd op de Javaans-Creoolse Roebia. Het conflict binnenin Nohar lijkt misschien klein, het verliefd zijn op twee verschillende vrouwen, maar in die schijnbaar persoonlijke problematiek schuilt nu juist het koloniale verleden. Het kolonialisme leeft door via de lichamen van de onderdrukten, in hun persoonlijke levens. De heersers legden hun ideologieën op via de lichamen van de onderdrukten, speelden mensen tegen elkaar uit en zorgden zo voor onderlinge verdeeldheid. Op die manier konden mensen systematisch worden onderdrukt, en onderdrukten (en onderdrukken) verschillende groepen elkaar ook. De bespiegelingen die Nohar heeft over zijn liefdesleven zijn dan ook een vorm van kolonialisme.

Bea Vianen is erin geslaagd om de problemen invoelbaar te maken, op een manier die ik eerder nog niet kende, en ik raad iedereen aan het boek te lezen, niet enkel om meer te leren over de koloniale geschiedenis, maar ook om de scherpe schrijfstijl en het krachtige liefdesverhaal.

Het in 1971 eerder uitgegeven Strafhok van Bea Vianen heeft mij meer geleerd over Suriname dan de geschiedenislessen op de middelbare school. Met Nohar, Roebia en Raymond, de hoofdpersonages uit het boek, vertelt de schrijfster een persoonlijk verhaal over verboden liefde, homoseksualiteit en racisme maar weet ze ook de grotere politieke situatie van het ‘land vol onmogelijkheden’ aan het begin van de jaren ’70 en de kritiek daarop goed weer te geven. Juist die combinatie maakt het werk interessant.

De verhaallijnen vond ik af en toe lastig te volgen. De hoeveelheid bijkomende personages zorgde voor mij voor wat ruis op het hoofdverhaal. Ook gebruikt de schijfster Javaanse, Creoolse en Hindoestaanse woorden door elkaar en spreektaal die in Suriname goed te begrijpen is, vond ik als Nederlander moeilijk. Ondanks de verklarende woordenlijst achter in het boek liep ik vast op zinnen als: “Het is in orde, broer… Acchha bhai. Operator? Upper hai. Hán, Samdjeh… Begrepen… Acchha bhai.” (p.65). Achteraf kan ik begrijpen dat dit taalgebruik juist bijdraagt aan de sfeer en eigenheid van het boek. Om een andere cultuur of een ander land te begrijpen mag de lezer daarbij ook best wat moeite doen.

Ik genoot van de uiterlijke details die Vianen beschrijft; het wratje in het gleufje van een bezwete kin, het met zwarte pukkeltjes bezaaide vlees van wangen dat slap naar beneden hangt, een vochtige tong tegen geslepen vierkante tanden en een lange haviksneus die opvalt door de diepe groeven ernaast. Smerig haast, maar daarin merk je dat beelden werken.

Nooit eerder las ik een boek van een Surinaamse auteur, maar het lezen van dit werk is voor mij een verrijking. Ik werd niet geraakt door de gebeurtenissen of de personages, maar het narratief van het postkoloniale Suriname is leerzaam genoeg om dit boek open te slaan.

 

Ken je dat flakkerend gevoel van iets sterks, iets nieuws, iets belangrijks te lezen? Strafhok overrompelde me, mogelijk nog meer dan dat het eerste opnieuw door Cossee uitgegeven boek van deze geweldige auteur, Sarnami, hai/ Suriname ik ben, me al eerder overrompelde. Toegegeven, het eerste deel van Strafhok biedt wat weerstand, met de koortsachtige zinnen, de associaties, soms stream-of-consciousness-achtig, maar al snel ontwaar je de drie hoofdpersonen en wil je steeds dichterbij ze komen. Dat laat Vianen je ook, je volgt Raymond, de intellectueel, de ‘gek’, de ‘homofiel’, je volgt Nohar, de jonge onderwijzer die maar niet kan kiezen tussen twee geliefdes, en je volgt Roebia, een van die twee vrouwen, die lijdt onder de onduidelijkheid van Nohar, maar uiteindelijk sterke, eigen keuzes maakt.

Maar door hen, en door hun gedachten en gesprekken, weidt Vianen je ook in in het Suriname van de jaren vijftig en zestig, het land waar het portret van de Nederlandse koningin boven de volstrekt partijdige rechter hangt (er is een grote scène in de rechtszaal, die het hart vormt van het boek). Nohar noemt het land in het boek ‘het strafhokgebied’, dat weer ingedeeld is in kleinere strafhokgebieden, en daar bedoelt hij dan de groepen bewoners van verschillende afkomst mee. Raymond leidt de tegenstem: ‘Ik vind dat er iets gedaan moet worden. Nu. We moeten lezingen houden. Mensen voorlichten. We moeten ze vertellen dat ze mensen zijn die behalve plichten ook rechten hebben. Het begint met het besef. De bewustwording. We zijn geen slaven meer en ook geen immigranten.’ Maar hij concludeert ook, in zijn bittere eenzaamheid: ‘De geschiedenis van Suriname steunt op het eeuwige geroddel van zijn inwoners.’

Vianen schrijft met vuur dat niet enkel van toen is, want Strafhok voelt levend aan. Mijn leeservaring? Dat er iets belangrijks op me af sprankelde. En verder: onbegrijpelijk dat Vianen niet in de canon van de Nederlandstalige literatuur staat.

In Strafhok beschrijft Bea Vianen de levens van twee jonge Surinamers in de jaren ’70 van de vorige eeuw: hoofdonderwijzer Nohar en verpleegkundige Roebia. Nohar en Roebia zijn geliefden, maar ze lijken nooit echt voor elkaar te kunnen kiezen. Niet alleen staan hun verschillende ideeën over het huwelijk in de weg, maar ook behoren ze tot verschillende bevolkingsgroepen: hun eigen strafhokgebieden waar ze binnen moeten blijven.

Nohar en zijn beste vriend/collega Raymond verzetten zich tegen de polarisatie in de samenleving vanwege deze strafhokgebieden. In het begin van het boek is dit verzet vooral theoretisch, tijdens onderlinge gesprekken over de politieke situatie. Maar is dit de meest effectieve manier?

Nohar ziet zichzelf als observeerder van de samenleving. Roebia beschrijft hem als iemand die te veel in zijn hoofd zit om echte oplossingen te bedenken. ‘Hij wil niet geloven dat hij vrij is,’ zegt ze op een gegeven moment over hem, een treffende beschrijving die zowel slaat op Nohars verhouding met de politiek, als met Roebia.

Maar als de praktijk zich aandient loopt Nohar vast. Hij benoemt bijvoorbeeld dat hij nooit naar een bioscoop zou gaan die door ‘arbeiders en stafleden’ wordt bezocht. ‘Hij wil zitten waar hij wil en als dat niet gaat, blijft hij eenvoudig weg.’ Als lezer vraag ik me af: houdt hij hiermee het systeem zelf in stand? Deze tegenstrijdigheid merkt hij vlak daarna ook op: ‘Hij twijfelt of zijn principes over menselijke contacten helemaal zuiver zijn en beseft dat er tussen theorie en praktijk een groot verschil bestaat.’

Een belangrijk thema in Strafhok is of je als individu de maatschappij kunt veranderen. Deze vraag is nog steeds actueel. Als lezer vond ik het door Vianen opgezette contrast tussen de theorie van verandering en de praktijk heel sterk, herkenbaar en menselijk, vooral als je dit doortrekt naar de hedendaagse kloof tussen de online en de offline wereld. Online kun je heldere gestructureerde ideeën over de wereld hebben, maar de offline praktijk is vaak grilliger. En hoe ga je daar dan mee om?

In Strafhok kunnen Nohar, Roebia en Raymond uiteindelijk niet anders dan meebewegen met de protestgolf waar ze eigenlijk toch al onderdeel van zijn, het verzet wordt steeds minder theoretisch en verandert hun levens definitief.

Ik kreeg amper grip op Strafhok. Het verhaal ging op een bepaalde manier langs me heen, ik had moeite. Moeite me te oriënteren in het verhaal. Moeite met de dialogen, die soms eerder leken op monologen waarin de personages elkaar hun visie op de maatschappij uit de doeken deden. Moeite met de personages überhaupt, die nergens vlees en bloed voor me werden. Strafhok deed programmatisch aan. Vianen had een visie op Suriname, haar land dat ze teloor zag gaan, en zette de personages als poppetjes in om die visie zo duidelijk mogelijk naar voren te brengen. Ik kon me vinden in B. Jos de Roo die het boek toentertijd als roman hoogstens een interessante mislukking noemde.

En ik had er moeite mee dat ik moeite had met Strafhok. De kritische recensie van De Roo wordt aangehaald in een nawoord van Dominique van Varsseveld. Ze gebruikt haar ter illustratie van de westerse blik op literatuur. Met die blik Strafhok lezen is de meetlat van de oude kolonisator gebruiken, terwijl Vianen de problemen die dat oplevert, juist thematiseert. En dat is natuurlijk ook zo. Ik ben een westerling die is opgegroeid aan de hand van de westerse (literatuur)waarden. Maar ik vind het ook gemakzuchtig om kritiek af te doen als ‘te westers’, want waardeerde ik Wij slaven van Suriname van Anton de Kom niet heel erg, juist dankzij de eigenzinnige vorm? Bovendien, ik kan mijn blik niet zomaar veranderen. Ik voel tot in het diepst van mijn vezels dat dialogen ‘natuurlijk’ moeten zijn, dat showing beter is dan telling.

Dus wat nu? Ik besloot Strafhok te lezen als een studieboek, en mijn oordelen zo lang mogelijk achterwege te laten. Dat werkte. Bea Vianen liet me nadenken over de strafhokken waar ikzelf in zat en gaf me een helder beeld van de Surinaamse samenleving in haar tijd. Ik begon linkjes te leggen tussen theorieën van Frantz Fanon in Black Skin, White Masks en de uitspraken van Raymond in Strafhok. Zo zal ik het boek niet aanraden aan vrienden omdat ik het mooi vind, maar wel omdat ik het inzichtelijk vind.

Ik vind het onvoorstelbaar dat deze roman 51 jaar (ja echt, meer dan een halve eeuw) geleden is uitgekomen en dat ik nog nooit van het boek of de auteur had gehoord. Tijdens mijn studie Nederlandse taal en cultuur in Utrecht is de naam Bea Vianen blijkbaar niet gevallen – of ze kreeg zo weinig aandacht dat de naam niet is blijven plakken. Daarnaast ben ik best trots op mijn boekenkast op mijn kamertje, waar ik nu langzaam naar de 1.000 boeken toe kruip, maar ik ben er minder trots op dat er tussen al die boeken uit de Nederlandse en internationale canon nergens eentje van Bea Vianen of een andere auteur uit de Caraïbische regio te bekennen is.

In Strafhok volgen we verschillende personages die allemaal een weg proberen te vinden binnen de gevangenismuren van hun eigen bevolkingsgroep: Hindoestanen, Javanen, moslims en Creolen leven naast elkaar, maar een gemeenschap zijn ze niet. Ze komen elkaar tegen, maar aan elke ontmoeting en aan elke relatie zitten haken en ogen die de omgang ingewikkeld maken. Er breekt een opstand uit wanneer een bestuursopzichter wordt vermoord. We volgen de personages van de roman in hun verzet tegen de postkoloniale macht.

Het meest aangrijpende vond ik het hoofdstuk waarin de personages getuigenissen af moesten leggen voor het gerechtshof. Een Hollandse rechter hoorde hen aan, zittend onder het portret van de Nederlandse koningin. Daar bleef het dan ook bij: hij hoorde wel, maar luisterde niet. De rechter was eigenwijs, wilde niet luisteren, verwierp alles wat de getuigen te zeggen hadden en wanneer hij het niet verwerpen kon, negeerde hij het. Het was een hoofdstuk dat niet zou hebben misstaan in de Max Havelaar, wanneer je kijkt naar het onrecht dat de personages werd aangedaan. Het lezen van Bea Vianens Strafhok is bijna even ontroerend als dat het pijnlijk is. Het is een prachtig verhaal, maar tegelijkertijd word je als lezer geconfronteerd met de tragiek van een ondergesneeuwde gemeenschap en donker verleden.

(gastlezer)
Strafhok is geen uitnodigend boek. Bea Vianen maakt het de lezer niet altijd eenvoudig. Zeker aan het begin van het boek was ik best wel eens de weg kwijt en miste ik misschien wat piketpaaltjes: waar gaat dit boek precies over en wat gebeurt hier?

Maar gaandeweg kwam ik in een soort flow en werd ik meegezogen in het boek en in ‘het strafhokgebied’ dat Suriname volgens hoofdpersonage Nohar is. Een land waarin ieder vastzit in een eigen religieus, etnisch, cultureel ‘strafhok’: een resultaat van eeuwenlange Nederlandse kolonisatie, verworden tot een giftige habitus die velen voorkomt als een natuurlijk gegeven. De personages in het boek proberen zich uit alle macht te ontworstelen aan hun ‘strafhok’, maar zijn er tegelijkertijd ook fundamenteel mee verknoopt. Nohars gedachten op een gegeven moment: ‘Wanneer ben ik een echte Hindoestaan? Ben ik een echte Hindoestaan? Ik ben een Hindoestaan maar verdom het te… Ik kan me er niet van losmaken, omdat godsdienst, cultuur en ras een drie-eenheid vormen. Nohar wordt er beroerd van.’

Zo voelde Strafhok voor mij aan de ene kant als een kritische inkijk in het Suriname van begin jaren zeventig en aan de andere kant als een verhaal over gedesoriënteerd zijn en wat dat met je doet. De strafhokken desoriënteren Nohar en de andere hoofdpersonages. Maar ook andere zaken dragen eraan bij: het leven in een neokoloniale samenleving, het als ‘een wajangpop’ dansen ‘op het ritme van een muziek die (…) totaal vreemd is’, een worsteling met homoseksualiteit, de drang om de wereld om je heen te veranderen en alle obstakels die staan tussen die drang en de praktijk. Waar ben ik? Waar moet ik heen? En hoe kom ik daar? Ik leerde zo hoe (koloniale) onderdrukking kan leiden tot niet weten hoe je jezelf kunt zijn of wie je überhaupt bent, tot verwarring, geweld en pijn – én tot de drang om tegen dat alles in opstand te komen.

Nohar zegt tegen het eind van de roman: ‘We zijn meestal veel ingewikkelder dan we denken’. En dat geldt ook voor Bea Vianen en haar werk. Ingewikkeld, gelaagd, complex en soms ontoegankelijk. Toch heb ik het boek uiteindelijk in razend tempo uitgelezen en was ik erdoor overweldigd. Vianen is een auteur om te lezen en te blijven lezen. Ik kijk uit naar de volgende heruitgave van een van haar romans.